ARGO 2 grammatica 2.4, 2.5, 2.7 dativus

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

De dativus

ARGO 2.4, 2.5 en 2.7

Na deze lessonup

Heb je de nom, gen en acc herhaald

Ken je de functies van de dativus

- als meewerkend voorwerp

- als bijwoordelijke bepaling

- na een vz

- na een ww

Bij een bijvoeglijke bepaling hoort de:

1. nom
2. gen
3. dat
4. acc

Bij een naamwoordelijk deel hoort de:

1. nom
2. gen
3. dat
4. acc

Bij een lijdend voorwerp hoort de:

1. nom
2. gen
3. dat
4. acc

Bij een onderwerp hoort de:

1. nom
2. gen
3. dat
4. acc

De genitivus kun je vaak vertalen met:

1. aan
2. voor
3. van
4. door

Dativus

Meewerkend voorwerp

Bijwoordelijke bepaling

Na een voorzetsel + dat

Na een werkwoord + dat

Meewerkend voorwerp

Maakt duidelijk aan of voor wie de handeling is

Bijv: Hij geeft de cadeautjes aan zijn vriend.

Hij maakt de maaltijd voor zijn moeder.

Voorbeelden Grieks:

ἡ γυνή τὸν ἱππον τῳ παιδι παρεχει. (= geeft)

de vrouw geeft het paard aan het kind

ὁ θεος την γην τῃ θεᾳ ποιεῖ. (= maakt)

de god maakt het land voor de godin

Vertaaltip: gebruik aan of voor (of tegen, bij praten)

Bijwoordelijke bepaling

Een bijwoordelijke bepaling geeft extra informatie bij de zin

Het geeft bijvoorbeeld antwoord op vragen als:

hoe?

wanneer?

waarom?

waarmee?

waardoor?

Bijwoordelijke bepaling

1 woord 

Vandaag doe ik deze lessonup (wanneer?)

of meerdere woorden

Uit verveling heb ik een zak chips leeggegeten (waardoor/waarom?)

Met mijn blote handen  had ik die opengescheurd (hoe?)

Voorbeelden Grieks:

ὁ Ἀπόλλων τοὺς ἀνθρώπους φόβῳ κτείνει.

 Apollo doodt de mannen uit angst. (waarom/waardoor?)

ὁ Ἀπόλλων τοὺς ἀνθρώπους τῷ τόξῳ κτείνει.

 Apollo doodt de mannen met de (pijl en) boog. (waarmee/hoe?)

Ook dativus: vz + dat.

Sommige voorzetsels hebben een dativus bij zich

vb: ἐν + dat: in, op, bij

τὸ τέκνον ἐν τῷ θρονῳ ἐστιν

Ook dativus: ww + dat.

Sommige werkwoorden hebben geen acc. als lijdend voorwerp, maar een dativus.

vb: βοηθέω+ dat: 

τὸ τέκνον τοις θεοις βοηθεῖ.

De dativus wordt gebruikt voor

1. meew. voorwerp en onderwerp
2. meew. voorwerp en lijdend voorwerp
3. meew, voorwerp en bijwoordelijke bepaling
4. meew. voorwerp en bijvoeglijke bepaling

Geef aan bij welke vraag NIET bij de dativus hoort:

1. aan wie?
2. wat?
3. waarom?
4. hoe?

Welk deel van de zin is in het Grieks een dativus?

Met veel plezier leren we de Griekse taal.

1. Met veel plezier
2. leren
3. we
4. de Griekse taal.

Welk deel van de zin is in het Grieks een dativus?

Ik geef veel cadeautjes aan de docent.

1. Ik
2. geef
3. veel cadeautjes
4. aan de docent.

Einde!

Op de laatste vraag na...

Ik snap de functies van alle naamvallen

0100