DISK technologie extra

DISK technologie
Woordenschat les
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

DISK technologie
Woordenschat les

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk laten zien
Wat moest je doen?
Opdracht 1 t/m 3 maken uit het werkboekje.

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk samen nakijken

Slide 3 - Diapositive

Veel nieuwe woorden!
Wat betekenen de woorden van de woordenlijst?
Schrijf de woorden in je schrift.

Slide 4 - Diapositive

De emotie
Een gevoel, bijvoorbeeld blij, boos of verdrietig.

In een zin:
Ik voel veel emoties.

Slide 5 - Diapositive

Modern
Van deze tijd.

In een zin:
Dit is een modern huis.
Ik heb een moderne auto.
Deze kledingstijl is modern.

Slide 6 - Diapositive

Het onderwerp
Waarover het gaat.

In een zin:
Het onderwerp van mijn spreekbeurt is Italië.
Het onderwerp van dit boek is liefde.

Slide 7 - Diapositive

De ruimtereis
Een reis naar een gebied buiten de aarde.

In een zin:
De raket gaat een ruimtereis maken.
Elon Musk maakt een ruimtereis.

Slide 8 - Diapositive

De inhoud
Alles wat in iets zit.

In een zin:
De inhoud van deze beker is paars

Slide 9 - Diapositive

Onderweg
Tijdens de reis.

In een zin:
Ik ben onderweg naar huis.

Slide 10 - Diapositive

De voorstelling
Hoe iets er in jouw hoofd uitziet. 

Werkwoord: voorstellen

In een zin:
Ik stel mij voor dat het huis heel mooi is.

Slide 11 - Diapositive

Even oefenen...

Slide 12 - Diapositive

Iets is niet van vroeger, maar van nu. Het is .....

Slide 13 - Question ouverte

Waar het over gaat:
(+ de/het)

Slide 14 - Question ouverte

Wat ergens in zit:
(+ de/het)

Slide 15 - Question ouverte

De voorstelling
A
Hoe iets er in jouw hoofd uitziet.
B
Iets wat niet echt is
C
Het uiterlijk van iemand
D
Een gek idee

Slide 16 - Quiz

Nog een paar woorden

Slide 17 - Diapositive

Het apparaat
Een ding dat je kunt gebruiken om je te helpen bij iets.

het apparaat - de apparaten

In een zin: 
Ik heb een nieuw apparaat gekocht voor in de keuken.

Slide 18 - Diapositive

De astronaut
Iemand die voor zijn werk naar de ruimte gaat.

De astronaut - de astronauten

In een zin: 
Mijn broer wil later astronaut worden.

Slide 19 - Diapositive

De fabriek
Een bedrijf dat producten maakt met machines. 

De autofabriek : een fabriek waar ze auto's maken

De fabriek - de fabrieken

In een zin: 
In die fabriek maken ze laptops.

Slide 20 - Diapositive

Mini
Heel klein.

In een zin: 
Babykleding is echt mini.

In een zin: 
De oude man woont in een mini huisje.

Slide 21 - Diapositive

De termijn
Een bepaalde tijd waarbinnen je iets gedaan moet hebben.

In een zin: 
De termijn om te betalen is verlopen.

Slide 22 - Diapositive

Aan het werk!
Maak opdracht 4 t/m 8 uit je boekje.
Dit is ook huiswerk.
Mevrouw Fokelien controleert het morgen!

Slide 23 - Diapositive