Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
2 minuten voordat de les begint
Boeken op tafel / Tas van tafel
Boek open: Basis blz. 70 Kader blz. 76
Pen in de hand
Stilte
timer
2:00
Slide 2 - Diapositive
Samen werken aan een rustige gezelligesfeer
Laat iedereen uitpraten De docent en degene die de beurt heeft
Niet schreeuwen, roepen, hard praten
Heb een beetje geduld: Soms wordt je vraag pas beantwoord na een blokje uitleg.
Nooit! Geluid uit telefoons Oordopjes in / Gooien / Eten/drinken
Mutsen op / Tassen op tafel
Slide 3 - Diapositive
Regels van orde
1e keer: Waarschuwing --> Maximaal 3 namen op het bord
2e keer: Overschrijven 2 keer onder de trap bij Wiesman
3e keer: Eruit, naar meneer Wiesman of Brauns + uur nakomen
Nooit!
Geluid uit telefoons / Oordopjes in Gooien Eten/drinken
Mutsen op / Jassen aan / Tassen op tafel
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Thema 6: Waarneming en gedrag
Slide 6 - Diapositive
Thema 6:
Waarneming en gedrag
Basisstof 1
Je omgeving waarnemen
Slide 7 - Diapositive
Dit blokuur - 6.1
1e uur:
Uitleg
Filmpje
Opdrachten maken 2e uur:
Filmpje
Opdrachten afmaken
Nakijken
Quiz
Slide 8 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt vijf zintuigen noemen met hun ligging en hun prikkel.
Je kunt de werking van zintuigen beschrijven.
Slide 9 - Diapositive
Welke zintuigen ken jij? (noem er 5)
Slide 10 - Carte mentale
Waarnemen
Bij waarnemen gebruik je zintuigen.
Je kan zien, voelen, proeven, ruiken en horen.
Je kunt reageren op wat er om je heen gebeurt.
Als je reageert op je omgeving werken je zintuigen samen met je zenuwstelsel.
Slide 11 - Diapositive
De 5 zintuigen
en
je hersenen
Slide 12 - Diapositive
Zintuigen
Een zintuig is een orgaan dat reageert op bepaalde invloeden uit de omgeving (=prikkels).
Alle zintuigen samen vormen het zintuigenstelsel.
Slide 13 - Diapositive
5 zintuigen
Een zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels:
1. gehoorzintuig (in het oor)
2. gezichtszintuig (in het oog)
3. smaakzintuig (in de mond)
4. reukzintuig (in de neus)
5. zintuigen in de huid:
koudezintuig - warmtezintuig -
drukzintuig - tastzintuig
geen zintuig
Pijnpunten. Ze liggen in de huid, het zijn uiteinden van bepaalde zenuwen
Slide 14 - Diapositive
Zintuigen en zintuigcellen
Slide 15 - Diapositive
Prikkel -> Impuls
In een zintuig zitten zintuigcellen.
In zintuigcellenonstaan impulsen (elektrische 'seintjes')
Deze impulsen gaan via de zenuwen naar de hersenen en je wordt je bewust van de prikkel.
(prikkel)
Slide 16 - Diapositive
Prikkel - Reactie
Wat zie je op de afbeelding?
De zak patat
De zak patat is een prikkel
Een prikkel is informatie uit de omgeving
1
Zintuigstelsel
Alle zintuigen samen vormen het zintuigstelsel.
Zintuigen werken samen.
3
oog en neus
Dit zijn organen.
In de organen bevinden zich zintuigcellen
2
A
Er is een zak PATAT (prikkel).
De zintuigcellen in je ogen en neus geven signaaltjes af.
B
Het signaal (impuls) is een elektrisch signaal dat door de zenuwen naar de hersenen gaat (korte blauwe pijltjes in de afbeelding).
De hersenen verwerken de impulsen. Nu weet je wat je ruikt en wat je ziet. Je bent je er nu van bewust: PATAT
Als je je ervan bewust bent heb je het waargenomen
C en D
De hersenen geven een signaal (impuls), via het ruggenmerg en de zenuwen naar de armspieren. Er gaat ook een impuls naar de speekselklieren in je mond.
Reactie (respons): de arm beweegt : het meisje pakt:de PATAT!
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
Zelfstandig werken
in stilte
Open je boek op blz: Kader 78/ Basis 71
Lees en maak opgaven:
Kader 1 t/m 9 Basis 1 t/m 9 (behalve 7 & 8)
timer
10:00
Muziekje erbij?
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
Hoe noemen we de zintuigen samen?
A
hersenstelsel
B
zintuigen
C
zintuigenstelsel
D
hersenen
Slide 21 - Quiz
Wat zijn impulsen?
A
prikkels
B
zintuigen
C
pijnpunten
D
elektrische signalen
Slide 22 - Quiz
Waar liggen de pijnpunten in je lichaam?
Slide 23 - Question ouverte
Is een zintuig een orgaan?
A
ja
B
nee
C
geen idee
Slide 24 - Quiz
Noem 5 begrippen/woorden die je deze les hebt geleerd.