5.2: Grammar

Vak: Engels
Hoofdstuk 5.2 Writing: Grammar
1.
Lesopening / Lesson opening
2.
Lesdoel / Goals 
3. 
Mini-check
4.
Instructie / Instruction
5.
Begeleid inoefenen / Guided practice
6.
Zelfstandig werken / work independently 
7.
Evaluatie / Evaluation
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Vak: Engels
Hoofdstuk 5.2 Writing: Grammar
1.
Lesopening / Lesson opening
2.
Lesdoel / Goals 
3. 
Mini-check
4.
Instructie / Instruction
5.
Begeleid inoefenen / Guided practice
6.
Zelfstandig werken / work independently 
7.
Evaluatie / Evaluation

Slide 1 - Diapositive

1. Lesopening / Lesson opening 
Take your English book and open it on page 64

Homework check: 
No homework check


Slide 2 - Diapositive

2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het einde van de les:
- kun je de grammatica van de comparisons toepassen
- kun je de grammatica van de present perfect toepassen
- kun je de grammatica van de irregular verbs gebruiken

Leergebied overstijgende doelen:
Zelfstandig leren
- Je laat doorzettingsvermogen zien bij werk dat je moeilijk vindt niet leuk vindt of wanneer je afgeleid bent/raakt. 
- Je kijkt het gemaakte werk na, verbetert waar nodig en benoemt welke onderdelen je nog moeilijk vindt. 
Reflecteren
- Je kant vertellen wat er nodig om een leerdoel te beheersen (bv. extra uitleg, meer oefentijd, leren, herhalen van leerstof). 
- Je kan benoemen welk leerdoel je al beheerst. 



Slide 3 - Diapositive

3. Arrangementen + mini-check
Verdiept -> 8 of hoger: Niemand

We doen allemaal mee met de mini-check.

Slide 4 - Diapositive

Comparisons, which is correct?
A
Bad -> worse -> worst
B
Bad -> badder -> baddest
C
Bad -> worst -> baddest
D
Bad -> worse -> baddest

Slide 5 - Quiz

Maak de comparison van happy.

Doe het zo: happy - ... - ...

Slide 6 - Question ouverte

Present perfect:
Wanneer gebruik je de present perfect?
A
het is in het verleden gebeurd en niet belangrijk wanneer.
B
bij feiten, gewoontes en regelmaat.
C
wanneer het nog moet gaan gebeuren.
D
als het nu gebeurt.

Slide 7 - Quiz

PRESENT PERFECT:
Welk werkwoord is ALTIJD aanwezig in de present perfect?
A
do of does
B
am of are
C
have of has
D
was of were

Slide 8 - Quiz

PRESENT PERFECT:
in welke zin wordt de present perfect gebruikt?
A
I have lived in Utrecht for 13 years.
B
I was living in Utrecht.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am living in Utrecht.

Slide 9 - Quiz

irregular verbs:
see - ? - ?

A
saw - seen
B
saw - sawn
C
saw - sawed
D
seen - sawn

Slide 10 - Quiz

Wie maakt wat? 
Had je alle vragen van de mini-check goed? Dan ga je zelfstandig aan de slag met opdracht 22 t/m 25 op blz. 65 t/m 67.

De rest doet mee met de instructie.

Slide 11 - Diapositive

Comparisons
big
bigger
the biggest
COMPARISONS
Trap van vergelijking

Slide 12 - Diapositive

Eén lettergreep: -er / -est

quick - quicker - (the) quickest
small - smaller - (the) smallest

Slide 13 - Diapositive

Twee lettergrepen op -le, -er, -ow, -y: -er / -est

simple - simpler - (the) simplest
clever - cleverer - (the) cleverest
Twee lettergrepen NIET op -le, -er, 
-ow, -y: more / most

famous - more famous - most famous
careful - more careful - most careful

Slide 14 - Diapositive

Drie of meer lettergrepen: more / most

popular - more popular - most popular
terrible - more terrible - most terrible

Slide 15 - Diapositive

Present Perfect
Je maakt de present perfect met have / has + voltooid deelwoord

Bij regelmatige werkwoorden eindigt het werkwoord op -ed

Slide 16 - Diapositive

Present Perfect
personen
have/has
werkwoord + ed
I
have
worked 
you
have 
worked
he/she/it
has
worked
we
have 
worked
you
have 
worked
they
have 
worked
regelmatige werkwoorden

Slide 17 - Diapositive

Let op! 
Wanneer de werkwoorden onregelmatig zijn (irregular verbs) dan geld de regel: "werkwoord + -ed" niet!
Je moet dan de vorm van het voltooid deelwoord aanhouden zoals dat bij de irregular verbs moet. 
onregelmatige werkwoorden

Slide 18 - Diapositive

onregelmatige werkwoorden/irregular verbs

Slide 19 - Diapositive

6. Zelfstandig werken
Make 5.2 Writing: Grammar
exercise 22 to 25 on page 65 to 67.
You can use page 146, 147 and 148 for information about the grammar
Ben je klaar, laat even opdracht 25 aan mij zien

Are you ready? 
Check the exercises.
Go learn the vocabulary of 5.2 on Quizlet or make a
word searcher. You can find these in the closet. 

timer
1:00

Slide 20 - Diapositive

7. Evaluatie/Evaluation 
How was this lesson?
Do you have any questions about this lesson?

Evaluatie leerdoelen: 
- kun je de grammatica van de comparisons toepassen?
- kun je de grammatica van de present perfect toepassen?
- kun je de grammatica van de irregular verbs gebruiken?

Slide 21 - Diapositive

Homework
Thursday May 19
5.2 Writing: Grammar
Exercise 22 to 25

Slide 22 - Diapositive