Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Welkom!
Pak je laptop
Pak je leesboek en ga rustig lezen.
Slide 1 - Diapositive
Welkom!
stappenplan moeilijke woorden
woordenboek de- en het woorden, die/deze en dit/dat.
Beeldtaal
Slide 2 - Diapositive
Even oefenen woordenschat
Slide 3 - Diapositive
Als je vaak varieert, dan...
A
wissel je het vaak af.
B
is het heel precies.
C
doe je het vaak op dezelfde manier.
D
is het ongeveer.
Slide 4 - Quiz
Welk woord past het best bij deze omschrijving: 'baas van een bedrijf'.
A
aandelen
B
bedrijfsleider
C
hoofdzaak
D
receptionist
Slide 5 - Quiz
Wat is een bijzaak?
Slide 6 - Question ouverte
Even oefenen woordenschat
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Stappenplan moeilijke woorden
Gebruik bij woorden die je niet begrijpt, het stappenplan moeilijke woorden. Als je een woord leest dat je niet begrijpt:
Lees een stukje terug of verder lezen in de tekst.
Zie je in een woord een uitleg of omschrijving van het moeilijke woord of een woord dat het tegenovergestelde betekent.
Soms helpen de plaatjes of pictogrammen.
Zoek het dan pas op of vraag het.
Slide 9 - Diapositive
5.4 D Wanneer de of het?
Voor een zelfstandig naamwoord kan je de, het of een zetten.
Maar wanneer gebruik je nu de of het?
- de koe
- het rund
- het topoboek
- de atlas
Slide 10 - Diapositive
5.4 D Wanneer de of het?
In het meervoud komt er altijd de.
Bij verkleinwoorden komt er altijd het.
Verder zijn er voor de of het geen regels. Je moet het dus "gewoon" weten en onthouden
Slide 11 - Diapositive
5.4 D Wanneer de of het?
Allereerst luister goed. Vaak hoor je zelf al of het de of het moet zijn.
Kijk in het woordenboek - Bij de-woorden staat vaak de letter m of v (van mannelijk of vrouwelijk), of er staat de bij. - Bij het-woorden staat de letter o (van onzijdig) of er staat het bij.
Slide 12 - Diapositive
Even oefenen de of het?
Slide 13 - Diapositive
Welk lidwoord (lw) gebruik je
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?
schilderij
A
de
B
het
Slide 14 - Quiz
Welk lidwoord (lw) gebruik je
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?
boerderij
A
de
B
het
Slide 15 - Quiz
Welk lidwoord (lw) gebruik je
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?
dagboek
A
de
B
het
Slide 16 - Quiz
Welk lidwoord (lw) gebruik je
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?
meisjes
A
de
B
het
Slide 17 - Quiz
Welk lidwoord (lw) gebruik je
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?
gedoe
A
de
B
het
Slide 18 - Quiz
Welk lidwoord (lw) gebruik je
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?
compositie
A
de
B
het
Slide 19 - Quiz
5.4 D Wanneer die/deze of dit/dat?
Maar wanneer gebruik je nu die of deze?
of
dit of dat?
Eigenlijk is dit regeltje heel simpel!
Slide 20 - Diapositive
5.4 D Wanneer die/deze of dit/dat?
Bij woorden met de gebruik je die of deze.
Bij woorden met het gebruik je dit of dat.
Slide 21 - Diapositive
Even oefenen die/deze of dit/dat?
Slide 22 - Diapositive
Wat gebruik je bij het
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?
compositie
A
die/deze
B
dit/dat
Slide 23 - Quiz
Wat gebruik je bij het
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?
vrachtschip
A
die/deze
B
dit/dat
Slide 24 - Quiz
Wat gebruik je bij het
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?
jongens
A
die/deze
B
dit/dat
Slide 25 - Quiz
Instructie
Slide 26 - Diapositive
Instructie
Beeldtaal: een taal zonder woorden, maar met een afbeelding.
Pictogram: een plaatje dat een aanwijzing, verbod of inlichting geeft (verkeer, gebouwen, computer).
Slide 27 - Diapositive
Zoek op in je woordenboek. Wat is het lidwoord van 'introductie'?
A
de
B
het
Slide 28 - Quiz
Zoek op in je woordenboek. Wat is het lidwoord van 'piramide'?
A
de
B
het
Slide 29 - Quiz
Zoek een pictogram.
Slide 30 - Question ouverte
Zelfstandige verwerking
Brons: blz. 238, opdr. 26, 27 (online maken)
Zilver: blz. 238, opdr. 26, 27 (online maken)
Goud: blz. 238, opdr. 26, 27 (online maken)
Hoe?
Log in op Magister.
Klik op leermiddelen.
Klik op 'Op niveau'.
Klik op Blok 5 Over Taal.
Klaar? Je kunt ook nog verder werken aan je boekopdracht!
timer
30:00
Slide 31 - Diapositive
Evaluatie leerdoelen
Ik kan in een woordenboek opzoeken of een woord een de-woord of een het-woord is.
Ik kan uitleggen wat beeldtaal is en er voorbeelden van geven.
Slide 32 - Diapositive
Bedenk een pictogram voor: 'Pas op! Humeurige docent' Maak een foto en voeg het toe.
Slide 33 - Question ouverte
Vooruitblik B5 Lezen
In de volgende les gaan we verder met B3 Over Taal.