Klas 1 week 38 les 2

              Lesdoelen (buts)


Je gaat nieuwe Franse woorden leren!

Opschrijven - Leren

Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga naar pag. 54
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans
rechts: Nederlands
de zinnen van Phrases clés C op
Klaar? Bedek de Franse zinnen en kijk welke zinnen je al kent. 
Werk met * & potlood
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

              Lesdoelen (buts)


Je gaat nieuwe Franse woorden leren!

Opschrijven - Leren

Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga naar pag. 54
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans
rechts: Nederlands
de zinnen van Phrases clés C op
Klaar? Bedek de Franse zinnen en kijk welke zinnen je al kent. 
Werk met * & potlood

Slide 1 - Diapositive

Noteer op jouw DPF
Zinnen van Phrases clés C chapitre 1 opschrijven in vocabulaire schrift

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- weet ik wat de lidwoorden de het en een in het Frans zijn
- Heb ik de getallen 0 t/m 20 herhaald




Slide 3 - Diapositive

Qu'est-ce qu'on va faire?
We gaan kijken naar een instructiefilmpje over het gebruik van het lidwoord.

Daarna gaan we dit toepassen.

TIP: Maak aantekeningen in je schrift.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Welkom!
Log je in?
Voornaam + eerste letter achternaam
Doe actief mee!

Slide 6 - Diapositive

de camping = camping (m)
A
le camping
B
la camping
C
l'camping
D
les camping

Slide 7 - Quiz

tent = tente (v)
A
le tente
B
les tente
C
la tente
D
l'tente

Slide 8 - Quiz

de vriend = ami (m)
A
le ami
B
l'ami
C
la ami
D
les ami

Slide 9 - Quiz

de vrienden = amis (m - mv)
A
l'amis
B
la amis
C
le amis
D
les amis

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Lien

een kat = chat (m)
A
une chat
B
un chat

Slide 12 - Quiz

een idee = idée (v)
A
une idée
B
un idée

Slide 13 - Quiz

een zus = soeur (v)
A
un soeur
B
une soeur

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Qu'est-ce qu'on va faire?
Getallendictee:
Je hoort 10 getallen in het Frans (2 x) en je noteert de cijfers.
Je hoort 10 getallen in het Nederlands en je noteert de Franse vertaling.
Wie heeft de getallen allemaal goed?

Slide 16 - Diapositive

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak

In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 17 - Diapositive