Hoofdstuk 7. Eten en verteren - Paragraaf 7.2 Energie

7.2 ENERGIE
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 75 min

Éléments de cette leçon

7.2 ENERGIE

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen:


    • Uitleg paragraag 7.2

    • Aan het werk

    Slide 2 - Diapositive

     Sleep de voedingsstoffen naar de juiste groepen
    energierijke stoffen
    bouwstoffen
    beschermende stoffen
    suiker
    vetten
    vitaminen
    mineralen
    water
    eiwitten
    zetmeel

    Slide 3 - Question de remorquage

    Wat zijn voedingsmiddelen?
    A
    Gezond leren eten
    B
    Middelen om voeding te maken
    C
    Alles wat we eten
    D
    Alles wat we eten en drinken

    Slide 4 - Quiz

    Welke voedingsstoffen zijn energierijke stoffen?
    A
    alle voedingsstoffen
    B
    koolhydraten
    C
    vetten
    D
    eiwitten

    Slide 5 - Quiz

    Waar zijn voedingsvezels belangrijk voor?
    A
    voor de smaak
    B
    voor het kauwen
    C
    voor de darmen
    D
    voor het slikken

    Slide 6 - Quiz

    welke 3 invloeden zijn voor je eetgewoonte van belang?
    A
    voorkeur eten, plek waar je woont, geloof
    B
    voorkeur eten, plek waar je woont, ouders
    C
    ouders, geloof, man of vrouw
    D
    dik of dun, geloof, plek waar je woont

    Slide 7 - Quiz

    Welke stoffen vallen onder bouwstoffen?
    A
    Vitaminen, mineralen, water
    B
    eiwitten, mineralen, water
    C
    suiker, mineralen, water
    D
    zetmeel, mineralen, water

    Slide 8 - Quiz

    Leerdoelen

    - Je leert wat en hoeveel je moet eten om voldoende energie te krijgen.

    Slide 9 - Diapositive

    Hoe kom je aan energie?
    Je hebt energie nodig om te bewegen en om warm te blijven.

    Je lichaam haalt energie uit energierijke stoffen. Dat zijn:
    1. koolhydraten (suikers en zetmeel) 
    2. vetten 

    Koolhydraten haal je uit brood, aardappels, rijst en pasta. Vetten haal je uit boter en olie.

    Slide 10 - Diapositive

    Hoeveel energie heb je nodig?

    Hoeveel energie je nodig hebt, hangt af van:
    1. Wat je doet 
    2. Hoe oud je bent 
    3. Of je een man of een vrouw bent 

    Energie in voedsel wordt aangegeven met kilojoule (kJ) of kilocalorie (kcal).

    Slide 11 - Diapositive

    Slide 12 - Lien

    Waarom  moet je niet veel suiker en vet eten?

    Als je vaak meer energierijke stoffen binnenkrijgt dan je nodig hebt, krijg je overgewicht. 

    Overgewicht is ongezond.

    Slide 13 - Diapositive

    Waarom moet je niet veel suiker en vet eten?
    Door suiker krijg je eerder last van tandbederf: je krijgt een gaatje.

    Een gaatje ontstaat doordat bacteriën van suikers in je eten een zuur maken. Dat zuur maakt het tandglazuur en tandbeen kapot.

    Je maakt je tandglazuur sterk door je tanden te poetsen met tandpasta met fluor.

    Slide 14 - Diapositive

    Wat gaan we doen:
    Uitleg 7.3

    Slide 15 - Diapositive

    Leerdoelen

    - Je leert welke voedingsstoffen je nodig hebt om te groeien;

    - Je leert welke voedingsstoffen je nodig hebt om gezond te blijven.

    Slide 16 - Diapositive

    Hoe is je lichaam opgebouwd?
    Je lichaam is opgebouwd uit cellen.

    Elke cel bestaat uit:
    1.  Celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt.
    2.  Celplasma (cytoplasma) bestaat voor een groot deel uit water.
    3.  Celmembraan een vlies, zodat het celplasma in de cel blijft.

    Slide 17 - Diapositive

    Waarvoor heb je bouwstoffen nodig?

    Je hebt bouwstoffen nodig voor groei, herstel en onderhoud van je lichaam.

    Bouwstoffen zijn: 
    1. Eiwitten 
    2. Vetten 
    3. Mineralen, zoals ijzer en calcium 
    4. Water

    Slide 18 - Diapositive

    Waarvoor heb je beschermende stoffen nodig?
    Beschermende stoffen zorgen dat je lichaam goed werkt.

    Beschermende stoffen:
    1. Vitaminen 
    2. Mineralen

    Als je gevarieerd eet, krijg je voldoende beschermende stoffen binnen.

    Slide 19 - Diapositive

    Wat zijn gevolgen van eetstoornissen?
    W

    Slide 20 - Diapositive

    Wat gaan we doen:

    • Uitleg paragraaf 7.4

    • Aan het werk

    Slide 21 - Diapositive

    Wat gaan we doen:

    • Uitleg paragraaf 7.4

    • Aan het werk

    Slide 22 - Diapositive

    Leerdoelen
    - Je leert hoe je voedsel wordt verteerd;

    - Je leert welke organen nodig zijn voor het verteren van voedsel.

    Slide 23 - Diapositive

    Hoe slik je je voedsel door?
    Je tong duwt de voedselbrij in de keelholte.

    Als je slikt kan het voedsel maar één kant op:

    - Je huig sluit bij slikken je neusholte af 

    - Je strotklepje sluit de luchtpijp af

    Slide 24 - Diapositive

    Waar gaat je voedsel langs?
    WDe weg van voedsel door je verteringsstelsel is: 

    mond → slokdarm → maag → twaalfvingerige darm → dunne darm → dikke darm → endeldarm → anus

    Slide 25 - Diapositive

    Hoe wordt je voedsel verteerd?
    Vertering is het kleinmaken van voedingsstoffen, zodat ze naar het bloed kunnen.

    Verteringssappen ‘knippen’ grote voedingsstoffen in kleine stukken. Dat gebeurt door vier verteringssappen, op vier plekken:

    1
    speeksel – in de mond 

    2 maagsap – in de maag 

    3 alvleessap – in de twaalfvingerige darm 

    4 darmsap – in de dunne darm

    Slide 26 - Diapositive

    Waar komen voedingsstoffen in je bloed?
    In je dunne darm gaan de voedingsstoffen naar het bloed.

    Het oppervlak van de dunne darm is heel groot door darmplooien. Zo kunnen er veel voedingsstoffen tegelijk naar het bloed.

    Slide 27 - Diapositive

    Wat blijft er over na de vertering?

    In de dikke darm gaat water uit de onverteerde resten naar het bloed.

    Poep komt in de endeldarm terecht en gaat door de anus uit je lichaam.

    Slide 28 - Diapositive

    Hoe beweegt je eten door je verteringsstelsel?
    Voedsel wordt met peristaltische bewegingen door je verteringsstelsel geduwd.

    Peristaltische bewegingen ontstaan doordat spieren in de wanden van de verteringsorganen samentrekken.

    Slide 29 - Diapositive

    Hoe is je lichaam opgebouwd?
    Je lichaam is opgebouwd uit cellen.

    Elke cel bestaat uit:
    1.  Celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt.
    2.  Celplasma (cytoplasma) bestaat voor een groot deel uit water.
    3.  Celmembraan een vlies, zodat het celplasma in de cel blijft.

    Slide 30 - Diapositive

    Slide 31 - Vidéo

    Aan het werk
    Hoofdstuk 7. Eten en verteren
    Paragraaf 7.2 Energie
    Maken opdracht 1 t/m 14 (blz. 18 t/m 22)

    BEN JE KLAAR?
    - Maken Zelf samenvatten en test jezelf op blz. 24 en 25
    - Samenvatten paragraaf 7.2 of www.biologiepagina.nl
    (maak een begrippenlijstje of ga oefenen met QUIZLET)
    timer
    10:00

    Slide 32 - Diapositive