Les 15 Niveau 1S

Hey!
Goed dat je er bent!
Pak jouw spullen alvast:
  • Pak je I-pad
  • Pen en schrift
  • Log alvast in bij LessonUp
  • Hou Score op de achtergrond klaar.
timer
3:00
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hey!
Goed dat je er bent!
Pak jouw spullen alvast:
  • Pak je I-pad
  • Pen en schrift
  • Log alvast in bij LessonUp
  • Hou Score op de achtergrond klaar.
timer
3:00

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kan je 
  • Handig Rekenen (H)
  • Rekenen met tijd en samengestelde eenheden
  • Verhaalsommen maken met het metriek stelsel
  • Diagrammen onderscheiden
  • Opgaven met verschillende diagrammen maken

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rekenen met tijd
Bij rekenen met meters, grammen en liters is het handig
dat de eenheden in stappen van 10 groter worden.

Tijd is op een afwijkende manier ingedeeld:

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


2,5 uur is:
A
2 uur en 50 minuten
B
25 minuten
C
2 uur en 30 minuten
D
2 uur en 5 minuten

Slide 4 - Quiz

In het decimale getal 2,5 betekent de 5: een half. Hoe lang duurt een half uur?

Hoeveel uur is 1,25 dagen?

Slide 5 - Question ouverte

In het decimale getal betekent ,25: een kwart. Hoeveel uur is een kwart dag?
Hoeveel minuten duurt het
van 14.39 uur tot half vier?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Samengestelde eenheden
Door twee eenheden samen te gebruiken, laat je het verband ertussen zien. Je zegt dan 'per' tussen de twee eenheden (je schrijft / ).

Bijvoorbeeld
Een samenstelling van de eenheid voor afstand (km of m) en die van tijd
(uur of sec) , maakt de samengestelde eenheid voor snelheid: km/uur of m/s.

Slide 7 - Diapositive

Snelheid is dus het verband tussen afstand en tijd.
Voorbeelden
Je hebt 6 kilometer gereden
in 12 minuten. Wat was
je snelheid in km/uur?

6 km in 12 minuten
6 : 12 = 0,5 km in 1 minuut
0,5 x 60 = 30 km in 60 minuten

Je reed 30 km/uur.
Je hebt 60 kilometer gereden met een snelheid van 100 km/uur.
Hoe lang duurde het?

100 km in 60 minuten
1 km in 60/100 = 0,6 minuten
60 km in 0,6x60 = 36 minuten

Het duurde 36 minuten.

Slide 8 - Diapositive

Reken altijd eerst terug naar 1. Je kan daar een verhoudingstabel voor gebruiken. Het hangt van de som af of je de minuten of kilometers terugrekent.
Joshua moet met de auto 270 kilometer rijden.
Hij denkt gemiddeld 90 kilometer per uur te rijden en
hoopt geen files te hebben. Hoe lang duurt de autorit?

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ali heeft 25 minuten gelopen
met een snelheid van 6 km/u.
Welke afstand heeft hij afgelegd?

Slide 10 - Question ouverte

Reken met minuten. Hij loopt 6 km in 60 minuten. Deel het aantal kilometer door het aantal minuten, dan weet je hoeveel kilometer hij in 1 minuut loopt. Als je dat vervolgens vermenigvuldigt met 45, weet je hoeveel kilometer hij in 45 minuten loopt.
Hakim gaat elke dag met de brommer naar zijn werk.
Hij doet daar altijd 25 minuten over.
Hij rijdt gemiddeld 24 km per uur.
Wat is de afstand van zijn huis tot zijn werk.?

Slide 11 - Question ouverte

Je weet hoeveel kilometer hij per 60 minuten rijdt. Dan kan je ook uitrekenen hoeveel minuten hij in 25 minuten fietst.

Tip: reken eerst terug naar 1 minuut.
Grafieken
In een grafiek wordt het verband tussen een aantal getallen of hoeveelheden weergegeven.

Er zijn verschillende soorten grafieken. Veelgebruikt zijn
het cirkeldiagram, het staafdiagram en de lijngrafiek.

Slide 12 - Diapositive

Diagrammen zijn in deze context een vorm van grafieken.
Cirkeldiagram
Een cirkeldiagram geeft
 een verdeling aan.

De cirkel is opgedeeld in punten.
De hele cirkel is het totaal, en elke punt is een deel van het totaal.

 


Slide 13 - Diapositive

In dit cirkeldiagram zie je alleen de verhoudingen. Bij veel cirkeldiagrammen staan ook de aantallen of percentages in de punten weergegeven. Dat zie je bij de opgaven ook terugkomen.

Welke zin is waar?
(klik op de afbeelding)
A
Er komen meer leerlingen met de scooter naar school dan met de fiets.
B
Er komen evenveel leerlingen lopend naar school als met de scooter.
C
Er komen minder leerlingen met de fiets naar school dan de andere opties bij elkaar.
D
Er komen evenveel leerlingen lopend naar school als met de bus/tram.

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Staafdiagram
Een staafdiagram geeft
 een vergelijking aan.

Een staafdiagram heeft twee assen: een horizontale en verticale as.

Op de ene as bekijk je welke staaf
je nodig hebt en op de andere as zoek je het getal erbij.

Slide 15 - Diapositive

In dit staafdiagram hebben de staven maar één kleur. Vaak zijn de condities op de horizontale as nog eens verdeeld in meerdere condities. Dan heb je meerdere kleuren staven. Dit zie je ook terugkomen in de opgaven.

Uit welke klas komen de
minste leerlingen met
de fiets naar school?
(klik op de afbeelding)
A
Klas 1
B
Klas 2
C
Klas 3
D
Klas 4

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Welke zin is waar?
(klik op de afbeelding)
A
In klas 2 komen meer meisjes dan jongens met de fiets naar school.
B
In klas 4 komen meer jongens dan meisjes met de fiets naar school.
C
In klas 3 komen evenveel jongens als meisjes met de fiets naar school.
D
Geen zin is waar.

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Lijngrafiek
Een lijngrafiek geeft
een ontwikkeling aan.

Aan de lijn kan je zien hoe de hoeveelheid met de tijd verandert.

Ook een lijngrafiek heeft een horizontale en verticale as.

Slide 18 - Diapositive

In deze lijngrafiek staat maar één lijn. Vaak staan er in een grafiek meerdere lijnen weergegeven. Dit zie je ook terugkomen in de opgaven.

Welke zin is waar?
(klik op de afbeelding)
A
In 2017 kwamen er meer leerlingen uit klas 1 met de fiets naar school dan uit klas 2.
B
In 2017 kwamen er minder leerlingen uit klas 1 met de fiets naar school dan uit klas 2.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel leerlingen uit klas 2 kwamen in 2017 met de fiets
naar school?
(klik op de afbeelding)

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
Maken:
Score Les 15



Klaar: Ga naar je docent
timer
4:00

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions