Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Een bijvoeglijk naamwoord....
A
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
B
zegt iets over een werkwoord
Slide 1 - Quiz
Herhaling
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands
Slide 2 - Question de remorquage
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petites.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petite.
Slide 3 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
les chats sont gris
B
les chats sont grises
Slide 4 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Le lit est grand.
B
Le lit est grande.
Slide 5 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert
B
La fleur est verte
Slide 6 - Quiz
La voiture est .........
A
grandes
B
grands
C
grande
D
grand
Slide 7 - Quiz
Hij heeft blauwe ogen
A
Il a les yeux verts.
B
Il a les yeux bleus.
C
Il a les yeux bleu.
D
Il a les cheveux bleus.
Slide 8 - Quiz
La dame est ..........
A
vieux
B
vieu
C
vieille
D
vieilles
Slide 9 - Quiz
Plek
Het bijvoeglijk naamwoord staat meestal achter het zelfstandig naamwoord. Behalve:
Slide 10 - Diapositive
1 Il y a deux _____________ garçons _____________ dans la classe. -->
2 C'est un _____________ film _____________ . -->
3 J'ai eu un _____________ cadeau _____________ de ma mère . -->
4 C'est un _____________ livre ____________. -->
5 C'est un _____________ garçon _____________? -->
6 Fabienne est une _____________ fille _____________. -->
Plaats van het bijvoeglijk naamwoord : Voor of achter? Sleep het woord achter de zin naar de goed plek.
nouveaux
français
petit
bon
grand
belle
Slide 11 - Question de remorquage
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm. Vous avez une _____________ maison . [beau]
timer
0:20
Slide 12 - Question ouverte
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm. J'ai eu une _____________ note pour la dictée d'anglais. [goed] Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 13 - Question ouverte
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm. J'ai un oncle _____________ [sportif] Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord