herhaling stof vt schrijven (in toetsweek)

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

herhaling grammatica Kap.1

werkwoorden Haben/ Sein/Werden/Würden + wederkerend werkwoord

gebruik hier de juiste vorm van het ww. Haben in de Präteritum (o.v.t.):
wir ................. uns in der Zeit geirrt (=vergist)

1. hadden
2. hatten
3. habten
4. haben

hetzelfde voor ww. "sein":
Wo ............. ihr gestern?

1. wart
2. waren
3. war
4. waren

En hetzelfde voor "werden" in de Präsens (o.t.t.):
.............. du mir helfen?

1. werdest
2. werdst
3. wirdst
4. wirst

Is hier sprake van werden (zullen, worden) of een Konjunktiv (zou-vorm):
Es .......... schön sein, wenn du mir hilfst.

1. werde
2. würde
3. wurde
4. wird

Welke vormen ontbreken hier bij het wederkerend werkwoord:
Es freut ..... (het verheugt me)
Es freut ........... (het verheugt jou)
Es freut.......... (het verheugt haar)
Es freut......... (het verheugt jullie)
Typ hieronder het antwoord als volgt: Es freut ihn (dus de hele zin)

wat zijn de voorzetsels met een derde naamval?

wat zijn de voorzetsels met een vierde naamval?

Vul het juiste antwoord in:
Die Kinder liefen d... Fluss (=rivier, mannelijk) entlang.

1. den
2. der
3. des
4. dem

geef ook hier het juiste antwoord:
Mit .... (mij) sollte man nicht spassen (grappen uithalen).

1. meines
2. mich
3. mir
4. meinem

vragend voornaamwoord in de juiste naamval:
Von w.... hast du die Adresse bekommen?

1. wer
2. wen
3. wem
4. wessen

In de DER-groep is er in de eerste en vierde naamval slechts één verschil; welk lidwoord is in de 4de nv anders?

Wat staat er in de Ein-groep in de vierde naamval bij onzijdige woorden?

1. ein
2. einem
3. einen
4. eine

Lernliste D-NL: Welk woord past in de zin?
Wir waren.......... (toen) alle zusammen im Fussballverein.

1. neulich
2. ständig
3. damals
4. trotzdem

Hier hetzelfde:
Ich will ein paar Freundschaften auf Facebook................. (wissen, verwijderen)

1. löschen
2. ersetzen
3. klären
4. scheitern

De laatste D-NL:
Soziale Netzwerke nutze ich eigentlich................. (nauwelijks)

1. unbedingt
2. ständig
3. sonst
4. kaum

Nu NL-D: wat past er in de zin?
Er ist immer .................. (beleefd) zu mir.

1. lustig
2. höflich
3. mutig
4. sympathisch

In Zeiten von Corona ist es unmöglich, um sich zu ..............................

1. umarmen
2. duzen
3. überzeugen
4. vertrauen

en de laatste voor vandaag:
... sie mich sah, war sie total überrascht.

1. denn
2. schliesslich
3. also
4. als