Erica weet dat de kleur van haar rode shirt gelijk blijft, ondanks dat het donkerder lijkt in de schaduw en lichter in fel zonlicht. Dat zij in beide situaties haar shirt als zijnde vuurrood waarneemt is een gevolg van:
A
Perceptuele constantie
B
Illusie
C
Sluiting
D
Inferentie
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz
psychologieHBOStudiejaar 1
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs.
Éléments de cette leçon
Erica weet dat de kleur van haar rode shirt gelijk blijft, ondanks dat het donkerder lijkt in de schaduw en lichter in fel zonlicht. Dat zij in beide situaties haar shirt als zijnde vuurrood waarneemt is een gevolg van:
A
Perceptuele constantie
B
Illusie
C
Sluiting
D
Inferentie
Slide 1 - Quiz
Bij bottum up verwerking wordt de nadruk gelegd op de kenmerken van de stimulus
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
Bottom up en top down verwerking kunnen tegelijkertijd plaatsvinden
A
Juist
B
onjuist
Slide 3 - Quiz
Het cardiaans ritme is:
A
fasen in het lichaam die zich steeds herhalen
B
lichamelijk patroon dat zich iedere 24u herhaalt
C
een droom die je een keer in de zoveel tijd opnieuw droomt
Slide 4 - Quiz
Voorbeelden van het cardiaans ritme zijn:
A
verbranding, lichaamstemperatuur, hartslag
B
voorbewust, onderbewuste, bewuste
C
coma, aandacht, priming
Slide 5 - Quiz
Als mensen in een omgeving leven waar ze geen idee hebben van de tijd, dan wordt hun dagritme…
A
22 uur
B
24 uur
C
25 uur
Slide 6 - Quiz
Gevolgen van jetlag zijn
A
Vermoeidheid, tijdelijke cognitieve verstoringen en extra hongergevoel
B
Vermoeidheid, tijdelijke cognitieve verstoringen en onbeheersbare slaperigheid
C
Vermoeidheid, onbeheersbare slaperigheid en extra hongergevoel
Slide 7 - Quiz
De REM-slaap treedt op om de
A
70 minuten
B
90 minuten
C
120 minuten
Slide 8 - Quiz
De REM-slaap kenmerkt zich door
A
Snelle hersengolven en snelle oogbewegingen
B
Langzame hersengolven en snelle oogbewegingen
C
Langzame hersengolven en langzame oogbewegingen
Slide 9 - Quiz
Tijdens de REM-slaap
A
Ervaren mensen geen dromen, maar kunnen ze wel slaapwandelen
B
Ervaren mensen levendige dromen, en kunnen ze slaapwandelen
C
Ervaren mensen levendige dromen, maar kunnen ze hun spieren niet bewegen
Slide 10 - Quiz
Slaapverlamming treedt op tijdens
A
de fase van de thetagolven van de non-REM slaap
B
de fase van de slaapspoel van de non-REM slaap
C
de fase van de REM-slaap
Slide 11 - Quiz
De slaapcyclus kent
A
Vier non-REM slaapstadia en de REM-slaap
B
Vijf non-REM slaapstadia en de REM-slaap
C
Vier REM-slaapstadia en de non-REM slaap
Slide 12 - Quiz
Als het eeg langzame theta-golven laat zien, afgewisseld met snelle beta-golven, dan is de persoon in…
A
Stadium 1 van de slaapfasen
B
Stadium 2 van de slaapfasen
C
Stadium van de REM-slaapfase
Slide 13 - Quiz
Tijdens de diepere fasen van de slaap
A
Worden hersengolven opvallend sneller
B
Worden hersengolven opvallend trager
C
Worden hersengolven opvallend sneller, maar hartslag en ademhaling trager
Slide 14 - Quiz
Stadium 4 van de slaapfase begint
A
Een uur nadat je in slaap gevallen bent
B
Anderhalf uur nadat je in slaap gevallen bent
C
Een half uur nadat je in slaap gevallen bent
Slide 15 - Quiz
Hoe vaak doorlopen mensen de slaapcyclus gemiddeld?
A
4-6 keer
B
3-4 keer
C
elke 80 minuten
Slide 16 - Quiz
Wat kun je zeggen over de diepe slaap tijdens de slaapfasen?
A
De diepe slaap wordt steeds korter
B
De diepe slaap wordt steeds langer
C
Diepe slaap duurt in alle fasen even lang
Slide 17 - Quiz
Wat wordt met REM-rebound bedoeld?
A
Na een nacht met weinig REM-slaap, duren de REM-slaapfasen de volgende nacht ook korter en zo kom je in een negatieve spiraal
B
Na een nacht met weinig REM-slaap, heb je de volgende nacht langere REM-slaapfasen om het tekort in te halen
C
Na een nacht met veel REM-slaap, hoeven de REM-slaapfasen de nacht erna minder lang te duren, want je hebt minder nodig
Slide 18 - Quiz
Wat is GEEN mogelijke functie van REM-slaap?
A
Bevredigen van een bepaalde biologische behoefte
B
Behoeden voor een onevenwichtige hartslag
C
Behouden van emotioneel evenwicht
Slide 19 - Quiz
Voor de meeste mensen geldt het volgende: als ze in een verduisterd vertrek ongestoord kunnen slapen zonder dat er klokken aanwezig zijn, slapen ze…
A
7,5 uur
B
8 uur
C
8,5 uur
Slide 20 - Quiz
De circadiaanse klok zorgt ervoor dat je…
A
Alert wordt, ook al heb je te weinig slaap gehad
B
Slaperig wordt, als je te weinig slaap gehad hebt
C
Alert wordt, maar alleen als je voldoende slaap hebt gehad
Slide 21 - Quiz
Het verschil tussen pavor nocturnus en een nachtmerrie is
A
Pavor nocturnus doet zich voor tijdens de REM-slaap, terwijl een nachtmerrie zich voordoet tijdens de diepe slaap
B
Tijdens een nachtmerrie kan een kind bijna niet wakker gemaakt worden, maar tijdens een episode van pavor nocturnus wel
C
Tijdens een episode van pavor nocturnus kan een kind heel moeilijk wakker gemaakt worden; tijdens een nachtmerrie kan een kind veel makkelijker gewekt worden
Slide 22 - Quiz
Narcolepsie is
A
Een stoornis waarbij mensen overdag zomaar plotseling in slaap kunnen vallen
B
Een stoornis waarbij mensen gedurende de slaap zomaar plotseling kunnen stoppen met ademhalen
C
Een stoornis waarbij mensen gedurende maanden moeite hebben met in slaap vallen of doorslapen en zo een chronisch slaaptekort opbouwen