Woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

WELKOM

Telefoon in telefoontas

Pak je leesboek

Leg je reader vast op tafel.

Programma

* 10 minuten stil lezen 

* 5 minuten herhalen redekundig ontleden

* 10 minuten uitleg taalkundig ontleden

* 10 minuten opdracht maken

* 5 minuten opdrachten bespreken

* huiswerk maken

Belangrijk!

1 oktober PROEFWERK grammatica

11 oktober BOEKTOETS

10 minuten lezen

Taalkundig ontleden

WOORDSOORTEN

Doel van de les

Ik kan taalkundig ontleden (lw, znw, bnw, zww, hww)

Per woord benoemen wat voor soort woord het is. 

Opdracht

Zoek uit wat het ook alweer is:

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- zelfstandig werkwoord 

- hulpwerkwoord 

lidwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

zelfstandig werkwoord

hulpwerkwoord

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. De lelijke kast
2. De metalen kast
3. De grijze kast
4. De oude kast

Wat is GEEN bijvoeglijk naamwoord?

1. groene
2. sterke
3. man
4. boze

'mooi ' en 'lelijk' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over

1. een zelfstandig naamwoord
2. een werkwoord
3. een voorzetsel
4. over de hele zin

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gefietst.
heb = .....

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord

Wat is waar over het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord?

1. Een zelfstandig werkwoord staat nooit alleen in een zin.
2. Een hulpwerkwoord staat nooit alleen in een zin.
3. Er staat altijd ten minste één hulpwerkwoord in een zin.
4. Er kan meer dan een hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord in een zin staan.

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord

Hoe herken je een zelfstandig naamwoord in een zin?

1. Het begint met een hoofdletter.
2. Het staat altijd aan het einde van de zin.
3. Het woord is te vervangen door 'het' of 'een'.
4. Het heeft altijd meervoudsvormen.

Wat is een zelfstandig naamwoord?

1. Een woord dat een ding of begrip aanduidt.
2. Een voorzetsel.
3. Een bijvoeglijk naamwoord.
4. Een vorm van een werkwoord.

Ik begrijp de hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden!

1. Ja
2. Nee
3. Bijna!

OPDRACHT

Reader bladzijde 20

Lees bladzijde 20 

Heeft iemand vragen?

Opdracht 

Maak oefening 6 op bladzijde 21

- Lees goed boven de oefening wat je precies moet doen!

- Schrijf de afkorting van de woordsoort onder de woorden in de zin.

Doel van de les

Ik kan taalkundig ontleden (lw, znw, bnw, vz, zww, hww)

De lieve man heeft een hond gekocht gekocht.

De: lw, lieve: bnw, man: znw,  heeft: hww, een: lw, hond: znw,  gekocht (zww). 

WELKOM

Telefoon in telefoontas

Pak je leesboek

Leg je reader vast op tafel.

Programma

* 10 minuten stil lezen 

* opdracht 'gen alfa' --> vervolg

* opdracht nakijken reader

Schrijfopdracht

We kijken een filmpje.

Schrijf een korte tekst van ongeveer 150 woorden.

In je tekst geef je antwoord op de volgende zin:

Oudere mensen snappen niks van jongerentaal!

Opdracht vervolg

* wissel je verhaal uit met degene die naast je zit.

* lees elkaars verhaal en controleer de gemarkeerde of omcirkelde woorden.

* Wie durft zijn/haar verhaal voor te lezen aan de klas?

Oudere mensen snappen niks van jongeren taal 

* 150 woorden

* 3 voorbeelden van jongerentaal

* markeer alle znw met een kleur/ markeer de bnw met  een         andere kleur.

* omcirkel de bepaalde en de onbepaalde lidwoorden

Oefening 7 nakijken

Huiswerk

Leren voor de toets