Rekenen met een schaal

Rekenen met een schaal






1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Rekenen met een schaal






Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Waar kom je een schaal tegen?




Slide 3 - Diapositive

1 : 30
1 staat tot 30
1 cm is in werkelijkheid 30 cm



Slide 4 - Diapositive

Voorbeeld
Op de foto is de uitkijktoren 5 cm hoog. De schaal is 1 : 200.

Hoe hoog is de toren in werkelijkheid?

5 x 200 = 1000 cm
1000 cm = 10 m


Slide 5 - Diapositive

Nu andersom
Deze uitkijktoren is in het echt 20 meter hoog.
We tekenen de toren met een schaal van 1 : 100

Hoe hoog tekenen we de toren op papier?
2000 : 100 = 20 cm

Slide 6 - Diapositive

Dus:
schaal 1: 250

afbeelding  omrekenen naar   werkelijkheid             x 250
werkelijkheid omrekenen naar afbeelding                : 250


Slide 7 - Diapositive

Ik teken een kerk van 15 cm hoog.
De schaal is 1 : 90.
Hoe hoog (cm) is de kerk in werkelijkheid?

Slide 8 - Question ouverte

Ik maak een maquette van het stadhuis. Hij is 40 cm breed. De schaal is 1 : 50.
Hoe breed is het stadhuis in het echt?

Slide 9 - Question ouverte

De domtoren in Utrecht is 112 meter hoog. Ik maak er een maquette van met de schaal 1 : 200.
Hoe hoog wordt mijn maquette?

Slide 10 - Question ouverte

De 'arc de triomphe' is 45 meter breed. Ik maak er een maquette van met de schaal 1 : 150. Hoe breed wordt de maquette?

Slide 11 - Question ouverte

Opdracht
1. Teken de plattegrond van jullie gebouw op een kladje.
2. Bepaal welke schaal jullie gaan gebruiken. (Zorg dat het op de onderplaat past)
3. Reken de werkelijke breedtes en de lengtes om naar cm. schrijf ze op het kladje erbij.
4. Teken de plattegrond in de juiste afmetingen op ruitjespapier na. Knip uit.
5. Trek jullie uitgeknipte plattegrond over op de onderplaat.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive