Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Herhaling H2
Opbouw en afbraak
Slide 1 - Diapositive
Wat voor vulkaan is dit?
A
Schildvulkaan
B
Stratovulkaan
C
Strombolivulkaan
D
Dit is helemaal geen vulkaan.
Slide 2 - Quiz
Een dode vulkaan is een vulkaan dat...
A
in de zee ligt
B
nooit meer gaat uitbarsten
C
op een kerkhof ligt
D
binnenkort weer gaat uitbarsten
Slide 3 - Quiz
Deze vulkaan is
A
een stratovulkaan
B
een schildvulkaan
C
een hotspot
D
dood
Slide 4 - Quiz
Pangea was het.....
A
gebied met allemaal los liggende aardkorstplaten
B
gebied dat ook wel een supercontinent wordt genoemd
C
Het favoriete koekje van koekiemonster
D
Gebied in Argentinie waar het koud is en bijna nooit regent
Slide 5 - Quiz
Hoeveel bewegingen platen per jaar
A
een paar mm
B
een paar cm
C
een paar m
D
een paar km
Slide 6 - Quiz
Plaattektoniek is.....
A
het botsen van aardkorstplaten
B
het uit elkaar gaan van aardkorstplaten
C
het bewegen van aardkorstplaten
D
het langs elkaar schuren van aardkorstplaten
Slide 7 - Quiz
Wat is magma?
A
Koude, vloeibare gesteente buiten de aarde
B
Vast gesteente binnen in de aarde
C
Heet, vloeibaar gesteente binnen in de aarde
D
Heet, vloeibaar gesteente op het oppervlak
Slide 8 - Quiz
Wat betekent Stuwwal?
A
Ander woord voor duinen
B
Heuvel gemaakt door gletsjer: grind, zand en klei.
C
Berg die is ontstaan door gletsjer: grind zand en klei.
D
Kuil die is gemaakt door gletsjer: grind zand en klei.
Slide 9 - Quiz
Wat is veen?
A
Natte grondsoort die bestaat uit afgestorven plantenresten
B
Laaggelegen deel van het rivierengebied
C
Het inzakken van de grond door opdroging van klein en veen en verrotting van veen.
D
Een drooggemaakt meer of stuk van de zee
Slide 10 - Quiz
Wat heeft hier plaatsgevonden?
A
Fysische verwering
B
erosie door wind
C
Erosie door een rivier
D
erosie door ijs
Slide 11 - Quiz
Welk soort breuk is dit ?
timer
1:00
A
transforme breuk
B
convergente breuk
C
divergente breuk
D
continentale breuk
Slide 12 - Quiz
Wat wordt er bedoeld met Hoog-Nederland?
A
Het aardoppervlak boven de zeespiegel.
B
Het aardoppervlak in Nederland boven de zeespiegel vanaf 1 meter
C
Het aardoppervlak in Nederland waar zowel de zee, rivieren en neerslag invloed hebben.
D
Het aardoppervlak in Nederland dat bij overstromingen van een rivier niet onder water komt te liggen.
Slide 13 - Quiz
Bij erosie
A
valt gesteente uit elkaar in kleine brokjes
B
wordt verweringsmateriaal door een schurende werking meegenomen door wind water of ijs
C
lost gesteente op in water of zuren
D
wordt gesteente achtergelaten en hoopt het op
Slide 14 - Quiz
Afzetting is het ... :
A
Neerdwarrelen van sediment, dat onder grote druk tot nieuwe steen wordt gemaakt.
B
Het afslijten van stenen door de stroming van de rivier en de druk van gletsjers. Stenen worden gladder en kleiner.
C
Het ontstaan van gebergten door een divergente plaatbeweging.
D
Het breken van stenen in kleinere stukken steen of het wegsmelten van stukken steen door zuren.
Slide 15 - Quiz
In Laag Nederland lag een grondsoort die erg vruchtbaar was. Welke grondsoort wordt bedoeld?
A
Löss
B
zand
C
veen
D
zeeklei
Slide 16 - Quiz
Bekijk de afbeelding. Je ziet hier het ontstaan van Laag- Nederland als gevolg van de zeespiegelstijging.
Koppel de juiste grondsoorten aan de juiste letters.
Kies uit: zeeklei – zand – grind en zand – veen.
1
2
3
4
Zeeklei
grind en zand
zand
veen
Slide 17 - Question de remorquage
Mechanische verwering
Chemische verwering
Slide 18 - Question de remorquage
De opbouw van de aarde
Sleep de lagen van de aarde naar het juiste vakje.
aardkorst
buitenkern
aardmantel
binnenkern
Slide 19 - Question de remorquage
Hieronder staan zes verschillende grondsoorten die in Nederland voorkomen. Sleep de 6 grondsoorten naar de juiste locatie: Hoog-Nederland, Laag-Nederland of Beide.
Hoog Nederland
Laag Nederland
Beide
Duinzand
(Dek)zand
Rivierklei
Rivierzand
Veen
Zeeklei
Slide 20 - Question de remorquage
Erosie door ijs
Erosie door wind
Erosie door water
Erosie door zwaartekracht
Slide 21 - Question de remorquage
Zet de grondsoorten van grof naar fijn
Grof
-----
-----
-----
-----
Fijn
---->
Klei
Zand
Grind
Rotsen
Vast gesteente
Slide 22 - Question de remorquage
Erosie door wind
Erosie door water
Erosie door ijs
Slide 23 - Question de remorquage
Convectiestromen
Vulkaan
platen bewegen tegen elkaar
platen bewegen onder elkaar
platen bewegen uit elkaar
Diepzeetrog
Slide 24 - Question de remorquage
De opbouw van een vulkaan
Kraterpijp
Magmakamer
Krater
Aswolk
Slide 25 - Question de remorquage
transforme platen
divergerende platen
convergerende platen
Slide 26 - Question de remorquage
Afrikaanse plaat
Arabische plaat
Euraziatische plaat
Indisch-Australische plaat
Philippijnse plaat
Slide 27 - Question de remorquage
verwering en erosie
erosie en sedimentatie
sedimentatie
Slide 28 - Question de remorquage
timer
1:00
Platen bewegen van elkaar af
platen bewegen naar elkaar toe
een plaat duikt onder de andere plaat
platen schuiven langs elkaar heen
Slide 29 - Question de remorquage
Een aardbeving van 5,0 is zwaarder dan een aardbeving van 8,5.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 30 - Quiz
Het epicentrum van een aardbeving is waar de aardbeving plaatsvindt
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quiz
Wat is het verschil met aardbevingen in de wereld en aardbevingen in Groningen?
A
Er is geen verschil
B
In Groningen ontstaan aardbevingen door gaswinning
C
Onder Groningen verschuiven aardplaten
Slide 32 - Quiz
Een aardbevingdeskundige wordt ook wel ....... genoemd
A
Vulkanoloog
B
Seismoloog
Slide 33 - Quiz
Wat is de Schaal van Richter?
A
waar de aardbeving het ergst is
B
schaal die de richting van de aardbeving aanwijst
C
een meetinstrument voor de temperatuur
D
schaal waarmee de zwaarte van aardbevingen wordt aangegeven
Slide 34 - Quiz
Hoeveel sterker is 8 op de schaal van Richter dan 6 op de schaal van Richter?
timer
0:45
A
100 keer
B
10 keer
C
2 keer
D
1/4 keer
Slide 35 - Quiz
Ik ben over het algemeen tevreden met de lessen Aardrijkskunde