Hoofdstuk 1

Economie
Havo
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 44 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Economie
Havo

Slide 1 - Diapositive

Even voorstellen
Marijke van der Weijden

Docent economie en bedrijfseconomie, vestiging Zaandam en Alkmaar

Bereikbaarheid:

m.vanderweijden@talland.nl
of 
Teams

Slide 2 - Diapositive

Telefoonbeleid
Tijdens mijn uitleg wil ik de telefoon niet zien!

Telefoonzak of ergens anders. 

Zie ik de telefoon wel moet je het lokaal verlaten!!!!

Slide 3 - Diapositive

Lesplan
  • kennismaking
  • algemene uitleg over jaarverloop (pta)
  • uitleg over lesopbouw
  • hoofdstuk 1 Bedrijfseconomie in balans

Slide 4 - Diapositive

Kennismaking
Schrijf op het groene en oranje papier je naam (voor en achternaam)

Groen papier: 
  • welk onderdeel van economie vind je leuk?
  • welk onderdeel van economie vind je makkelijk?

Rood papier:
welk onderdeel van economie vind je moeilijk?

Slide 5 - Diapositive

Ronde 1
Zoek elkaar op:

studenten die (ongeveer) dezelfde onderwerpen in de economie makkelijk/leuk vinden

Slide 6 - Diapositive

Ronde 2
Zoek elkaar op:

studenten die (ongeveer) dezelfde onderwerpen in de economie moeilijk vinden

Slide 7 - Diapositive

Ronde 3
Zoek elkaar op:

1 student die iets moeilijk vindt en 1 student die het onderwerp makkelijk vindt

Slide 8 - Diapositive

PTA
In teams beschikbaar
  • 3 SE toetsen, tellen 6 x mee
  • 2 Praktische opdrachten, tellen 1 x mee
  • 2 klaslokaalexperimenten

Cijfer berekening: Alle cijfers bij elkaar op tellen en delen door 20

Slide 9 - Diapositive

Studiewijzer
beschikbaar in teams

Slide 10 - Diapositive

Lesopbouw
  • terugblik op vorige lesstof
  • nieuwe lesstof
  • samen oefenen
  • zelfstandig oefenen in de les
  • huiswerk

Voor SE week ruimte om te herhalen in de lessen

Slide 11 - Diapositive

Teams
  • studiewijzer en pta
  • antwoordenboek
  • extra lesmateriaal
  • links naar de presentaties

  • mededelingen

Slide 12 - Diapositive

Materialen
- Thuis: digitale lesboeken

- In de les: schrift, pen, rekenmachine, potlood

- Voor eindexamen: examenbundel

Slide 13 - Diapositive

Hoofdstuk 1
Inkomen en welvaart
Schaarste en kiezen 
Arbeidsverdeling, welvaart en ruil 
Ruilen en geld 
Vreemd geld 

Slide 14 - Diapositive

Domein B en C
Leren voor SE1

Niet leren voor eind examen

Slide 15 - Diapositive

Veel begrippen
koopkracht                 functies geld                          indexcijfer
schaarste                    giraal/chartaal geld             budgetlijn
welvaart                                           maatschappelijke geldhoeveelheid
welzijn                                               directe/indirecte ruil
alternatief aanwendbaar          nominale/intrinsieke waarde
opofferingskosten                     fiduciair geld
transactiekosten                        nominaal/reeel
arbeidsproductiviteit                wisselkoers

Slide 16 - Diapositive

Koopkracht
Hoeveel goederen/diensten kun je kopen met een bepaald inkomen. 
  • Koopkrachtdaling: Als de prijzen harder stijgen dan je inkomen stijgt. 
  • Koopkrachtstijging: Als de prijzen minder hard stijgen dan je inkomen. 


Slide 17 - Diapositive

Schaarste
Schaarste
Middelen zijn beperkt aanwezig en alternatief aanwendbaar > er is te kort om alle behoefte te vervullen

Zeldzaam
Er is ergens weinig van

Slide 18 - Diapositive

Welvaart
Welvaart geeft aan hoeveel behoeften iemand kan vervullen.

  • Hoe meer behoeften je kunt vervullen hoe hoger je welvaart.
  • Normaal gesproken dus hoe meer geld en tijd (=middelen) iemand heeft hoe hoger de welvaart.

Slide 19 - Diapositive

Welvaart in enge en ruime zin

  • Welvaart in ruime zin:  
    geluk, gezondheid                           moeilijk te meten
  • Welvaart in enge zin:   
    welvaart in geld uitdrukken                        te meten met het BBP
                                                                    (Bruto Binnenlands Product)

Slide 20 - Diapositive

Wat is welzijn?
  • Bij welzijn kijk je meer naar hoe gelukkig en tevreden je met je leven bent.

Slide 21 - Diapositive

Alternatief aanwendbaar

De mogelijkheid hebben om een middel voor verschillende dingen in te zetten

Slide 22 - Diapositive

Opofferingskosten
    Bij het maken van een keuze, kijk je naar de opofferingskosten.​

    De opofferingskosten zijn de voordelen van het beste alternatief.​
    Omdat je voor iets anders kiest, offer je deze voordelen op. ​

    We kiezen voor het alternatief met de laagste opofferingskosten.


Slide 23 - Diapositive

Transactiekosten
Extra kosten die gemaakt moeten worden om een ruiltransactie tot stand te brengen

- transactiekosten belemmeren de ruil
- transactiekosten belemmeren het optimaal profiteren van arbeidsdeling

Slide 24 - Diapositive

Functies geld
- Ruilmiddel
- Rekenmiddel
- Spaarmiddel

Slide 25 - Diapositive

Giraal geld
Chartaal geld

Slide 26 - Diapositive

Maatschappelijke geldhoeveelheid
De hoeveelheid chartaal geld en giraal geld in de economie.

Spaargeld wat niet direct beschikbaar is hoort daar NIET bij. 

Slide 27 - Diapositive

(In)directe ruil

Slide 28 - Diapositive

Nominale waarde 
Intrinsieke waarde 

Slide 29 - Diapositive

fiduciair geld
je vertrouwt erop dat een bankbiljet van € 50.- je ook een koop/betaalkracht geeft van die €50,-

Slide 30 - Diapositive

Van nominaal naar reëel
nominaal = in euro's
reëel = in producten (koopkracht)
inflatie = gemiddelde stijging van de prijzen

stijging in % reëel = stijging in % nominaal - stijging in % prijzen

Slide 31 - Diapositive

Een indexcijfer geeft aan hoeveel procent een getal verschilt van een ander getal. 

  • Cijfers kun je vergelijken door te werken met indexcijfers
  • Cijfers worden vergeleken t.o.v. een basisjaar. 
  • Het indexcijfer van het basisjaar is ALTIJD 100.
Indexcijfer:
laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode (=het basisjaar).

Slide 32 - Diapositive

Reëel indexcijfer?
Nominaal indexcijfer = 116,7
Prijsindexcijfer = 111
Reëel indexcijfer = (116,7 / 111) x 100 = 105,1
Wat zegt dit?

Slide 33 - Diapositive

Budgetlijn

Slide 34 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit
Wat een persoon kan produceren in een bepaalde tijd

Formule voor arbeidsproductiviteit


Productie : gewerkte tijd = arbeidsproductiviteit
Productie : aantal werknemers = arbeidsproductiviteit

    

Slide 35 - Diapositive

Wisselkoers

De wisselkoers is de ‘prijs’ van een valuta --> munteenheden 

Slide 36 - Diapositive

Appreciatie en depreciatie
- Stijging wisselkoers = appreciatie


- Daling wisselkoers = depreciatie

Slide 37 - Diapositive

Flexibele wisselkoers <-----> Volstrekt vaste wisselkoers
                                                                  Beperkt zwevende wisselkoers

Slide 38 - Diapositive

Bedrag vreemd geld berekenen

Koers €1: U verkoopt    U koopt
Dollar:        1,34                1,14

We willen graag €100 omwisselen voor dollars. Hoeveel dollar krijgen we?
100 x 1,14 = 114 dollar.


We willen graag 100 dollar hebben, 
hoeveel euro kost dat?
1: 1,14 x 100 = 87,72
euro
 1
100
dollar
1,14
euro
 1
dollar
1,14
1
100

Slide 39 - Diapositive

Wisselkoers invloed

Slide 40 - Diapositive

Samen oefenen
Opgave 1.28 a en b

Slide 41 - Diapositive

Bereken met hoeveel procent de koers van de dollar in euro’s is gedeprecieerd in deze periode.
Tussen 20 februari 2020 en 9 maart 2020 steeg de eurokoers van € 1 = $ 1,04 naar € 1 = $ 1,15.


Slide 42 - Diapositive

Bereken de verwachte winst in Amerikaanse dollars voor de valutahandelaar.
De koers van de euro is gestegen doordat valutaspeculanten een eurokoersstijging verwachtten. Valutaspeculanten proberen met het aankopen en verkopen van vreemd geld winst te maken. Een Amerikaanse valutaspeculant koopt op 9 maart voor $ 100.000 aan euro’s, tegen een koers van $ 1,15 per euro. De aankoopkosten worden in mindering gebracht op de $ 100.000. Deze speculant verwacht een eurokoersstijging tot $ 1,18 in twee maanden tijd. In mei wil hij de euro’s weer omwisselen tegen Amerikaanse dollars. De belegger zet de euro’s zo lang op een renteloze bankrekening in een euroland. De transactiekosten bedragen 0,1% per omwisseling.

Slide 43 - Diapositive

Zelf maken
1.26, 1.27 en 1.28 c/d

Slide 44 - Diapositive