Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Welkom bij Nederlands!
Slide 1 - Diapositive
In deze les:
Huiswerk bespreken: 7.5 C
Samen maken: krantenbericht
Zelfstandig maken:
7.6 Herhaling
C. Deel 2: Schrijven krantenbericht, advertentie
Bespreken:7.6 C
Terugkijken naar de doelen
Doelen van deze les:
1. Aan het einde van de les kun je zelf een krantenbericht schrijven.
Slide 2 - Diapositive
Hoofdstuk 7: Schrijven
Slide 3 - Diapositive
Een krantenartikel
Een krantenartikel is kort en krachtig en gaat over één nieuwsfeit, dus over één onderwerp.
Slide 4 - Diapositive
De vijf W's en de H
In een krantenartikel wordt antwoord gegeven op de vijf W’s en de H:
Wie? Wat? Waar? Wanneer? Waarom? Hoe?
Slide 5 - Diapositive
Feiten in een krantenartikel
De informatie die je in je bericht zet, bestaat altijd uit feiten.
De feiten haal je uit bronnen. Alles wat je schrijft in het artikel klopt en heb je gecontroleerd.
Slide 6 - Diapositive
Opbouw van een krantenartikel
Het bericht begint met de kop.
Daaronder staat de plaats waar de verslaggever zich bevindt.
De eerste alinea noemen we een ‘lead’.
In de alinea’s na de lead werk je het nieuwsverhaal verder uit. Hierin geef je meer details over het nieuwsfeit.
Slide 7 - Diapositive
Een eigen krantenartikel schrijven
Slide 8 - Diapositive
Voorbereiding
Bepaal het onderwerp van je krantenartikel. Welk nieuws wil je brengen? Is het wel echt nieuws?
Bepaal de doelgroep van je krantenartikel. Voor wie is het krantenartikel bedoeld?
Bepaal hoe je aan de feiten wilt komen. Gebruik altijd bronnen die je helemaal kunt vertrouwen.
Slide 9 - Diapositive
Starten met schrijven
Begin met de kop. Zorg ervoor dat in de kop de kern van het nieuws duidelijk is. Laat er ook minstens twee W’s in voorkomen.
Schrijf de plaats op waar je het artikel schrijft.
Schrijf de lead. Geef antwoord op minstens drie van de vijf W’s: Wie? Wat? Waar? Wanneer? en Waarom?
Slide 10 - Diapositive
De vijf W's en de H
In een krantenartikel wordt antwoord gegeven op de vijf W’s en de H:
Wie? Wat? Waar? Wanneer? Waarom? Hoe?
Slide 11 - Diapositive
Verder met schrijven
Schrijf de rest van je krantenartikel. Schrijf in korte zinnen. Houd je aan de regel: één mededeling per zin. Gebruik geen moeilijke woorden.
Laat ook aan de lezers zien wat de bron van jouw verhaal is. Bijvoorbeeld met zinnen als: ‘volgens de directeur...‘ of: ‘in het rapport kun je lezen dat...’
Kijk je tekst na.
Slide 12 - Diapositive
Toetsopdracht: krantenbericht schrijven
Kies een van de volgende krantenkoppen en schrijf daarbij een krantenbericht van minimaal 150 woorden.
Man vindt huilende baby in park
Justin Bieber deed telefoon weg om eigen grenzen beter te bewaken
Boze buurman mishandelt jongen (13)
Meisje vindt eeuwenoude munten
Slide 13 - Diapositive
Maak zelfstandig
7.6 Herhaling
C. Deel 2: Schrijven krantenbericht, advertentie
Klaar? Maak 7.5 Flyer, affiche, advertentie maken
D. Voortgangstoets
Slide 14 - Diapositive
7.5 Flyer, affiche, advertentie maken
Slide 15 - Diapositive
Een flyer
Een flyer is een klein blad, dat je uitdeelt aan mensen om iets te promoten. Bijvoorbeeld een feest of festival.
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Een affiche
Een affiche is een grote poster die iets aankondigt. Bijvoorbeeld een concert. Een affiche kom je vaak op muren tegen.
Slide 18 - Diapositive
Een advertentie
Een advertentie schrijf je als je iets wilt verkopen.
Je informeert en probeert te overtuigen.
Slide 19 - Diapositive
Waar moet je op letten?
Ook in een advertentie moet je de aandacht trekken van de lezer:
Plaats een of meerdere foto’s.
Zet in je tekst minimaal één pakkende zin.
Zorg dat je de doelgroep aanspreekt.
Geef zoveel mogelijk informatie, maar gebruik niet te veel tekst.
Gebruik tussenkopjes.
Slide 20 - Diapositive
Zelf een flyer, advertentie of affiche maken
Slide 21 - Diapositive
Voorbereiding
Bepaal de doelgroep. Door welk beeld worden zij geprikkeld?
Bepaal het beeld en de kleuren. Wil je één beeld of meerdere? Wil je veel verschillende kleuren of juist niet? Welke kleuren vallen op?
Bekijk hoe andere flyers en affiches eruitzien.
Maak een ontwerp.
Slide 22 - Diapositive
De tekst
Bedenk een tekst waardoor de doelgroep zich meteen aangesproken voelt.
Schrijf de tekst duidelijk, positief en kort op.
Zet veel tussenkopjes in de tekst.
Sluit de tekst af met een pakkende slotzin.
Zorg ervoor dat de lezer alle informatie krijgt die hij nodig heeft. Vermeld bijvoorbeeld de tijd, plaats en datum, en waar de lezer kaartjes kan kopen.
Controleer je tekst.
Slide 23 - Diapositive
De afronding
Werk je ontwerp uit.
Zorg ervoor dat het er verzorgd uitziet. Het is immers een uitnodiging.
Laat het resultaat door iemand anders controleren, voordat je het meerdere malen uitprint of laat drukken.