Thema 8 Gedrag

Thema 8 Gedrag
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Thema 8 Gedrag

Slide 1 - Diapositive

Stellingen

Slide 2 - Diapositive

Onder gedrag verstaan we alles wat een dier of mens doet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Een gedragsketen vindt uitsluitend plaats tussen twee individuen van een verschillende soort.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Mensen zijn net als dieren gevoelig voor sleutelprikkels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Een rolpatroon is een voorbeeld van een gedragsketen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Het gedrag van mensen wordt sterker bepaald door leerprocessen dan het gedrag van dieren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Meerkeuze vragen

Slide 8 - Diapositive

Professor Tinbergen heeft proeven gedaan waarbij hij het territoriumgedrag van stekelbaarsjes onderzocht. Hij maakte modellen en keek vervolgens of stekelbaarsmannetjes tegen deze modellen dreiggedrag vertoonden of niet. In afbeelding 1 is voor de verschillende modellen die bij de proeven werden gebruikt aangegeven wat de resultaten waren.

Slide 9 - Diapositive

Naar aanleiding van dit experiment worden de volgende conclusies overwogen:

1    Dit stekelbaarsmannetje kan alleen rood als kleur waarnemen.

2    Het rood aan de onderkant van de modellen wekt bij dit stekelbaarsmannetje dreiggedrag op.

3    Behalve de kleur speelt ook de vorm van het model een rol bij het opwekken van dreiggedrag bij dit stekelbaarsmannetje.

Slide 10 - Diapositive

Welke van deze conclusies kan of welke conclusies kunnen uit de resultaten van het experiment worden afgeleid?
A
Alleen de conclusies 1 en 2.
B
Alleen conclusie 2.
C
Alleen de conclusies 2 en 3.
D
Alleen de conclusies 1 en 3.

Slide 11 - Quiz

Bij een proef werd een kuiken onder een geluiddichte glazen stolp gezet (zie tekening 1). Het kuiken ging angstig springen en piepen. Hoewel de kloek (de moederkip) het kuiken zag, reageerde ze niet.
    Bij een tweede proef werd een houten schutting tussen de kloek en het kuiken geplaatst. Onmiddellijk ging de kloek het kuiken zoeken

Slide 12 - Diapositive

Welke prikkel is een sleutelprikkel voor het zoekgedrag van de kloek?
A
Alleen het horen van het kuiken.
B
Alleen het zien van het kuiken.
C
Zowel het horen als het zien van het kuiken.
D
Geen van beide prikkels is een sleutelprikkel.

Slide 13 - Quiz

Tot welk type gedrag hoort het zoeken van de kloek?
A
Tot baltsgedrag.
B
Tot broedzorg.
C
Tot territoriumgedrag.
D
Tot voedingsgedrag.

Slide 14 - Quiz

Scholeksters rollen eieren die uit het nest zijn gerold, terug in het nest. Bij onderzoek is gebleken dat zij grotere namaakeieren eerder in het nest rollen dan hun eigen eieren (zie afbeelding 3). De namaakeieren hebben hetzelfde kleurpatroon als hun eigen eieren.

Slide 15 - Diapositive

Naar aanleiding van deze gegevens worden de volgende beweringen gedaan:

1    Het grote namaakei is een sleutelprikkel voor het inrolgedrag, het normale ei niet.

2    Het grote namaakei is een motiverende factor voor het inrolgedrag, het eigen ei niet.

Slide 16 - Diapositive

Welke bewering is of welke beweringen zijn juist?
A
Alleen bewering 1 is juist.
B
Alleen bewering 2 is juist.
C
Beide beweringen zijn juist.
D
Geen van beide beweringen is juist.

Slide 17 - Quiz

Een Afrikaanse springspin jaagt vooral op steekmuggen die zich gevoed hebben met zoogdierbloed.
Er is een onderzoek gedaan naar de sleutelprikkels voor het jaaggedrag van deze spinnen.
Er werden twee verschillende groepen prooien aangeboden aan de spinnen: twintig muggen die gevoed waren met een suikeroplossing en twintig even grote muggen die bloed gezogen hadden.
Na het zuigen van bloed is het achterlijf van een mug rood.
Beide groepen prooien werden op twee verschillende manieren aangeboden: in een doorzichtig glazen buisje en in een ondoorzichtig buisje van een materiaal dat doorlaatbaar is voor gassen.
Alle prooien werden voor het aanbieden verdoofd, zodat ze niet bewogen of geluid maakten.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Blijkt uit het onderzoek dat geur een rol speelt bij het kiezen van de prooi? En de kleur?
A
Alleen de geur speelt een rol.
B
Alleen de kleur speelt een rol.
C
Zowel de geur als de kleur spelen een rol
D
Geen van beide speelt een rol.

Slide 20 - Quiz

Een koekoek legt een ei in het nest van een rietzanger. De rietzanger voert het koekoeksjong vaker dan een van de eigen jongen. Hier is sprake van een supranormale prikkel.

Slide 21 - Diapositive

Van welk dier is de supranormale prikkel afkomstig?
A
Van de rietzanger.
B
Van een eigen jong van de rietzanger.
C
Van het koekoeksjong.

Slide 22 - Quiz

In afbeelding 5 is gedrag van duiven weergegeven. Het mannetje buigt en maakt een koerend geluid. Het vrouwtje reageert hierop.

Slide 23 - Diapositive

Hoe noemen we zo’n handeling bij sociaal gedrag die als prikkel werkt voor de volgende handeling van een soortgenoot?
A
Broedzorg.
B
Een signaal.
C
Een supranormale prikkel.

Slide 24 - Quiz

Bij futen is onder andere de zogenoemde pinguïndans (plantendans) waar te nemen. De mannelijke en vrouwelijke partner zwemmen daarbij met de hals over het water gestrekt op elkaar af, met nestmateriaal (waterplanten) in de snavel. Dan rijzen ze al watertrappelend borst aan borst omhoog uit het water (zie afbeelding 6).

Slide 25 - Diapositive

Tot welk gedrag hoort de pinguïndans?
A
Tot de balts.
B
Tot broedzorg.
C
Tot territoriumgedrag.

Slide 26 - Quiz

Een mannetjesmerel zit in een boom te fluiten. Hiermee geeft het dier zijn territorium aan. Plotseling verandert de merel zijn gedrag. Het wijsje dat hij fluit, verandert en het dier wordt onrustig. De merel vertoont nu baltsgedrag.

Slide 27 - Diapositive

Wat kan de oorzaak zijn van de gedragsverandering?
A
De merel ziet een merelmannetje
B
De merel ziet een merelvrouwtje
C
De merel ziet een roofvogel

Slide 28 - Quiz

De familie Akkermans heeft in de tuin een kippenhok met acht hennen en een haan. Na enkele maanden willen ze nog drie hennen van hetzelfde ras erbij kopen. De kippenhandelaar raadt hen dit af. Hij zegt: ‘Dan gaan de hennen met elkaar vechten.

Slide 29 - Diapositive

Waardoor zullen de hennen met elkaar gaan vechten?
A
Doordat de hennen een nieuwe pikorde binnen de groep willen vaststellen.
B
Doordat de hennen proberen de nieuwe hennen bij de haan vandaan te houden.
C
Doordat iedere hen in de kooi een bepaald territorium heeft gevormd en dit wil verdedigen.

Slide 30 - Quiz

Giftige reuzenpadden
In 1935 bedreigde een keverplaag de teelt van suikerriet in Australië. Om de kevers te bestrijden, werden giftige reuzenpadden ingevoerd vanuit Hawaï. Nadat de reuzenpadden waren losgelaten, hebben ze zich snel verspreid over Australië. Sommige vogels en reptielen in Australië jagen op de reuzenpadden, omdat ze op grote kikkers lijken. Maar de padden zijn erg giftig en het is daarom zeer gevaarlijk om de padden te eten.

Slide 31 - Diapositive

Spelen bij de vogels en reptielen die op de padden jagen, inwendige prikkels een rol? En uitwendige prikkels?
A
Alleen inwendige prikkels
B
Alleen uitwendige prikkels.
C
Zowel inwendige als uitwendige prikkels.

Slide 32 - Quiz

Er zijn vogels en reptielen die de reuzenpadden met rust laten. Deze dieren hebben geleerd dat ze ziek worden als ze zo’n pad eten.

Hoe heet deze vorm van leren?

A
Gewenning.
B
Inprenting.
C
Trial and error.

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Diapositive

Hoe heet het gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar?

Slide 35 - Question ouverte

Een wasbeer die wordt aangevallen, zet zijn haren overeind.

Slide 36 - Diapositive

Wat voor een gedrag vertoont de wasbeer in dit geval?

Slide 37 - Question ouverte

Bij een onderzoek naar het gedrag van jonge eendjes worden enkele eendeneieren uitgebroed door een kip. Tijdens het onderzoek zijn er geen andere eenden in de buurt. Als de jonge eendjes uit het ei komen, beschouwen ze de kip als hun ‘moeder’. Ze lopen achter de kip aan, zoals pas uitgekomen eendjes achter een moedereend aanlopen. Als de kip bij een sloot komt, springen de eendjes zonder aarzelen in het water en zwemmen heen en weer. De kip blijft op de kant achter en loopt langs de sloot op en neer op de plek waar de eendjes in de sloot zwemmen.

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Na het uitkomen van de eieren leren de jonge eendjes dat de kip hun ‘moeder’ is.
Hoe wordt deze vorm van leren genoemd?

Slide 40 - Question ouverte

Als de eendjes aan de slootkant komen, springen ze in het water.
Is dit gedrag erfelijk of aangeleerd? Leg je antwoord uit.

Slide 41 - Question ouverte

Dave en Adnan lezen in de dierentuin de volgende informatie over dwergmangoesten:
    'Dwergmangoesten zijn kleine zoogdieren. Ze leven in groepen in droge gebieden in Afrika. Ze houden contact met elkaar door middel van geluiden. De diertjes eten insecten, wormen en slakken, maar ook muizen en hagedissen. Hun vacht verzorgen ze steeds heel eventjes tussen andere activiteiten door. Dwergmangoesten markeren hun gebied met geurstoffen uit klieren in de wangen en bij de anus. Je ziet ze dat ook vaak in de dierentuin doen. Ze smeren de geurstof aan een takje of aan een steen. Om een tak met de anaalklier te kunnen markeren, maken ze soms zelfs een handstand.'

Slide 42 - Diapositive

Gedragselement                  Afkorting
beweegt kop                             bk
loopt                                              lo
klimt                                               kl
snuffelt                                        sn
zit rechtop                                  ro
staat op vier pootjes              vp
eet iets                                         et
drinkt                                            dr
graaft in de grond                   gr
likt zijn neus                               ln
markeert met wangklier       mw
markeert met anaalklier       ma

Vervolgens bekijken Dave en Adnan het gedrag van een groepje dwergmangoesten in de dierentuin. Ze zetten de verschillende gedragingen in een schema (zie tabel 1).

Slide 43 - Diapositive

Hoe wordt zo’n schema genoemd?

Slide 44 - Question ouverte

Kluten proberen hun eieren te beschermen. Zodra er een roofvogel aankomt, lopen ze van hun nest weg. Daarbij laten ze een vleugel hangen, zodat het lijkt alsof ze verlamd zijn. Door zo weg te lopen, leiden kluten de roofvogel weg van het nest.    
    Samira leidt daaruit af dat kluten slimme vogels zijn, omdat ze weten hoe ze roofvogels kunnen misleiden.
     Volgens haar leraar biologie is dat geen juiste conclusie.

Slide 45 - Diapositive

Waarom is de conclusie van Samira niet juist?

Slide 46 - Question ouverte

Veel bedrijven hebben een herkenbaar teken. In afbeelding 10 zie je bijvoorbeeld het logo van McDonald’s. Vaak staat het teken boven op een paal, zodat iedereen in de wijde omgeving het kan zien.

Slide 47 - Diapositive

Is het logo van McDonald’s een prikkel? Leg je antwoord uit.

Slide 48 - Question ouverte

Een bekend verschijnsel is dat honden beginnen te kwijlen als je ze voedsel geeft. Normaal gesproken reageren honden niet met kwijlen op een geluidssignaal. Uit een experiment blijkt het volgende: als je het geven van voedsel altijd combineert met een geluidssignaal, gaan de honden uiteindelijk ook kwijlen als ze alleen het geluidssignaal horen.

Slide 49 - Diapositive

Vul de zinnen aan.
In het begin van het experiment is alleen ...1... de sleutelprikkel die het kwijlen veroorzaakt. Later komt er een sleutelprikkel bij, namelijk ...2...

Slide 50 - Question ouverte

In tabel 3 staan in de linkerkolom enkele vormen van leren. In de rechterkolom staan voorbeelden van die vormen van leren in willekeurige volgorde.
Vormen van leren                           Voorbeelden
1    Conditioneren                            A    Een baby herkent de geur van zijn moeder.

2    Gewenning                                  B    Een kind raakt een hete radiator niet meer aan na zich een                                                                                 paar keer pijn te hebben gedaan.
3    Inprenting                                    C    Een hond blaft niet meer, als steeds dezelfde persoon zijn                                                                                 huis passeert.
4    Trial and error                             D    Je leert je hond te stoppen bij een oversteekplaats door hem te belonen.

Slide 51 - Diapositive

Combineer de vormen van leren 1 tot en met 4 met de juiste voorbeelden A tot en met D

Slide 52 - Question ouverte

Vul de zin aan.
Een verschil tussen het gedrag van mensen en het gedrag van dieren, is dat mensen hun gedrag kunnen beoordelen aan de hand van ...1... en ...2...

Slide 53 - Question ouverte