Duits sich vorstellen les 2 persoonlijke vnw + sein

Willkommen!
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Willkommen!

Slide 1 - Diapositive

Das Programm für Heute
- Herhaling 
- Luisteropdracht
- Persoonlijke voornaamwoorden + sein
-HW
-Afsluiting 

Slide 2 - Diapositive

Schreibe auf Deutsch die Farben: rood, blauw, groen, grijs en bruin

Slide 3 - Carte mentale

Sleep de Duitse woorden naar de juiste kleuren.
gelb
blau
schwarz
grau
rot
grün
weiß
orange
rosarot
braun

Slide 4 - Question de remorquage

Even oefenen met "Hören" (=luisteren)


Luister naar het volgende filmpje.

Let op! Aan het einde volgt een vraag

Slide 5 - Diapositive

0

Slide 6 - Vidéo

Wat bestelt de jongen?
A
Appeltaart
B
Pepermunttaart
C
Cheescake
D
geen taart

Slide 7 - Quiz

0

Slide 8 - Vidéo

Wat betekent Guten Appetit?
A
goed gekozen
B
eet smakelijk
C
veel plezier

Slide 9 - Quiz

0

Slide 10 - Vidéo

Waarom kan de serveerster de 50 euro niet aannemen?
A
ze mag geen 50 euro aannemen
B
het is een vals briefje van 50 euro
C
ze heeft niet genoeg wisselgeld

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

ich
du
sie
er
es
man
wir
ihr
sie
Sie
IK
U
ZIJ MV.
JULLIE
WIJ
MEN
HET
ZIJ EV.
HIJ
JIJ

Slide 13 - Question de remorquage

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 14 - Question de remorquage

Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schöne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist

Slide 15 - Question de remorquage

Opdracht 1 
Voeg de volgende woorden toe aan je woordenlijst Idiom:
Titel: Persoonlijke voornaamwoorden
Vertaal: ik, jij, hij, zij (ev), het, men, wij, jullie, zij (mv), u
Woordenlijst Nederlands- Duits. 

Slide 16 - Diapositive

Controleer je antwoorden
ik= ich                       jullie= ihr
jij= du                        zij(mv)= sie
hij= er                        u= Sie 
zij= sie
het= es
men= man
wij= wir

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 2 
Oefenen: https://quizlet.com/_8870ei?x=1jqt&i=1l8xlk

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive