Les 3

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Was machen wir heute?

1. logo.de

2.Hausaufgaben besprechen

Woordjes oefenen - overhoren

3. spel met gesprekken

4.   Grammatik - leren en oefenen

www.zdf.de

Hausaufgaben

Je bent op vakantie in het buitenland en je komt in contact met leeftijdsgenootjes ter plaatse. Zij zijn erg benieuwd wie je bent en willen graag meer van je weten.

Wörter A Übung 3

Wir lesen zusammen die Wörter A.

Dann macht ihr Übung 3. 

Zu den Wörtern macht / bildet ihr auch 10 Sätze. Die Sätze bestehen aus minimaal 6 Wörtern pro Satz. 

Wörter A Übung 3

1 Zufall

2 Eine Empfehlung

3 Hauptsache

4 Im Idealfall

5 Inzwischen

6 zumindest

Übersetze:

1. letten op

2. de pan

3. de fiets

4. idealiter

5. tenminste

6. Het bevalt me

7. belangrijk

8. duurzaam

9. het uiterlijk

10. uitzoeken

1. stehen zu

2. inzwischen

3. Einfluss haben auf

4. der Deckel

5. der Flieger

6. der Zufall

7. die Insel

8. das Aussehen

9. ein bisschen

10. Das ist mir egal.

Schreibe in den Heft:

die Tabelle mit den Fällen von der "der-Gruppe und der ein-Gruppe. "

Welke woorden horen bij de ein- Groep

Wat is het verschil tussen de der- groep en de ein- groep

Welke woorden horen bij de voorzetsel +4

Welke woorden horen bij de voorzetsel +3

Persoonlijk voornaamwoord	ik	jij	hij	het	wij	zij	jullie	U
1.
3.
4.

Personalpronomen 

1. Was weißt du über die personal Pronomen? 

Blatt mit den Fällen

Ihr macht jetzt die Aufgaben auf den Blättern 

Hausaufgaben

Was hast du heute gelernt?

1. Wiederhole Wörter A 

2. Wiederhole die Grammatik