Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Woordenschat
Slide 1 - Diapositive
Woord strategieën
Als je de betekenis van een woord niet kent, zijn er verschillende strategieën om achter te betekenis te komen.
Slide 2 - Diapositive
Strategieën
Zoek in de tekst naar een synoniem: een woord
Slide 3 - Diapositive
Zo zoek je een synoniem
Kijk of in dezelfde zin een synoniem staat
Staat het synoniem niet in dezelfde zin, lees dan ook de vorige en de volgende zin of alinea
Slide 4 - Diapositive
Oefenen
Niet alleen Mette is intelligent, maar ook haar broer en zus zijn heel slim.
In deze fabriek produceren ze badmode. Ze maken er badjassen, bikini's en zwembroeken.
Slide 5 - Diapositive
Noteer het synoniem van 'absent' uit de zin: De docent vraagt wie er absent is, maar er is niemand afwezig.
Slide 6 - Question ouverte
Noteer het synoniem van 'ongetwijfeld' uit de zin: Ook al zitten we allebei op een andere school, we blijven elkaar zeker zien en zullen ongetwijfeld nog leuke dingen doen.
Slide 7 - Question ouverte
Noteer het synoniem van 'imiteren' uit de zin: Lisa kan dierengeluiden imiteren. Ze kan bijvoorbeeld heel goed een kip nadoen.
Slide 8 - Question ouverte
Noteer het synoniem van 'besmetten' uit de zin: Je kunt iemand besmetten met griep zonder dat je het weet. Vooral jonge kinderen kunnen elkaar gemakkelijk met het griepvirus aansteken.
Slide 9 - Question ouverte
Aan de slag
Je gaat opdracht 2 t/m 5 maken in je schrift.
Dit mag je zelfstandig doen, maar je mag ook samenwerken in een tweetal
De opdrachten staan bij de bronnen in de studiewijzer