Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Woordenschat les 3
werkboekje - pen - agenda - telefoon op tafel
Slide 1 - Diapositive
Doelen van de vorige les
Je weet wat een synoniem is.
Je kunt synoniemen in een tekst vinden
Slide 2 - Diapositive
Wat is een synoniem?
Slide 3 - Question ouverte
Wat is het synoniem van het woord absent: De docent vraagt wie er absent is, maar er is niemand afwezig.
A
niemand
B
afwezig
C
vraagt
D
de docent
Slide 4 - Quiz
Wat is het synoniem van het woord ongetwijfeld: Ook al zitten we allebei op een andere school, we blijven elkaar zeker zien en zullen ongetwijfeld nog leuke dingen doen.
A
ook al
B
leuke dingen
C
zeker
D
andere school
Slide 5 - Quiz
Wat is het synoniem van imiteren: Eva kan dierengeluiden imiteren. Ze kan bijvoorbeeld heel goed een kip nadoen.
A
dierengeluiden
B
bijvoorbeeld
C
kan
D
nadoen
Slide 6 - Quiz
Wat is het synoniem van besmetten:
Je kunt iemand gemakkelijk besmetten met griep, zonder dat je het weet. Vooral jonge kinderen kunnen elkaar gemakkelijk met het griepvirus aansteken.
A
griep
B
aansteken
C
gemakkelijk
D
jonge kinderen
Slide 7 - Quiz
Les 3: Omschrijving of definitie
Je weet wat een omschrijving/definitie is.
Je kunt een omschrijving/definitie vinden in de tekst.
Slide 8 - Diapositive
Wat is de omschrijving/definitie van het woord 'paparazzi' in de volgende zin?
Bij het vakantiehuis van de beroemde zanger lagen paparazzi op de loer. De op schandalen beluste, heel opdringerige persfotografen hoopten op een bijzondere foto.'