M3 H3 organismen leven samen

Periode 4
H3: organismen in hun omgeving

H6: mens & milieu: P.O. = 50% van je cijfer

Je maakt een schoolexamen = 50% van je cijfer 
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Periode 4
H3: organismen in hun omgeving

H6: mens & milieu: P.O. = 50% van je cijfer

Je maakt een schoolexamen = 50% van je cijfer 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen bij 3.1 organismen en hun omgeving
Je kunt het verschil beschrijven tussen biotische en abiotische factoren.
Je weet wat biologen bedoelen met het begrip “ecosysteem”.
Je kunt beschrijven hoe planten zijn aangepast om te overleven in hun ecosysteem.
Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast om te overleven in hun ecosysteem.

Slide 2 - Diapositive

ECOSYSTEEM
Ieder organisme leeft op die plek waar de omstandigheden om te overleven precies goed zijn. Zo’n omgeving met de juiste leefomstandigheden heet een ecosysteem. Het ecosysteem voor een eekhoorn is het bos.

Slide 3 - Diapositive

Omstandigheden maken het ecosysteem 
Omstandigheden zoals veel of weinig schaduw hebben invloed op de planten en dieren die in een gebied leven. Die omstandigheden noem je ook wel invloeden of factoren.

Abiotische factoren = niet levend (bijvoorbeeld zon, regen en wind)
Biotische factoren = (bijv. bomen, gras, riet of koeien)


Slide 4 - Diapositive

Alle biotische + abiotische factoren bij elkaar in een gebied noem je een ecosysteem.

Slide 5 - Diapositive

Organismen hebben te maken met biotische en abiotische factoren...

Slide 6 - Diapositive

Waarom vind je een vis niet in het bos ?

Slide 7 - Question ouverte

Waarom vind je een eekhoorn niet op het strand?

Slide 8 - Question ouverte

ECOSYSTEEM
Ieder organisme leeft op die plek waar de omstandigheden om te overleven precies goed zijn. Zo’n omgeving met de juiste leefomstandigheden heet een ecosysteem. Het ecosysteem voor een eekhoorn is het bos.

Slide 9 - Diapositive

Kun je andere voorbeelden geven van een ecosysteem?

Slide 10 - Question ouverte

Omstandigheden maken het ecosysteem 
Omstandigheden zoals veel of weinig schaduw hebben invloed op de planten en dieren die in een gebied leven. Die omstandigheden noem je ook wel invloeden of factoren.

Abiotische factoren = niet levend (bijvoorbeeld zon, regen en wind)
Biotische factoren = (bijv. bomen, gras, riet of koeien)


Slide 11 - Diapositive

Welke abiotische factor vind je in de woestijn?
A
Veel zon
B
Weinig zon
C
Cactussen
D
Gebrek aan water

Slide 12 - Quiz

Welke biotische factor vind je in het tropisch regenwoud?
A
Regen
B
Gras
C
Zon
D
Bomen

Slide 13 - Quiz

Alle biotische + abiotische factoren bij elkaar in een gebied noem je een ecosysteem.

Slide 14 - Diapositive

Organismen hebben te maken met biotische en abiotische factoren...

Slide 15 - Diapositive

Alle biotische + abiotische factoren bij elkaar in een gebied noem je een ecosysteem.

Slide 16 - Diapositive

Organismen hebben te maken met biotische en abiotische factoren...

Slide 17 - Diapositive

Door welke biotische factor zul je een eekhoorn vaak in het bos aantreffen?
A
Bomen om in te schuilen...
B
Een lekker zonnetje...
C
Goede temperatuur...
D
Voedsel zoals hazelnootjes...

Slide 18 - Quiz

Leerdoelen bij 3.1 organismen en hun omgeving
Je kunt het verschil beschrijven tussen biotische en abiotische factoren.
Je weet wat biologen bedoelen met het begrip “ecosysteem”.
Je kunt beschrijven hoe planten zijn aangepast om te overleven in hun ecosysteem.
Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast om te overleven in hun ecosysteem.

Slide 19 - Diapositive

Omstandigheden maken het ecosysteem 
Omstandigheden zoals veel of weinig schaduw hebben invloed op de planten en dieren die in een gebied leven. Die omstandigheden noem je ook wel invloeden of factoren.

Abiotische factoren = niet levend (bijvoorbeeld zon, regen en wind)
Biotische factoren = (bijv. bomen, gras, riet of koeien)


Slide 20 - Diapositive

Alle biotische + abiotische factoren bij elkaar in een gebied noem je een ecosysteem.

Slide 21 - Diapositive

Organismen hebben te maken met biotische en abiotische factoren...

Slide 22 - Diapositive

Alle biotische + abiotische factoren bij elkaar in een gebied noem je een ecosysteem.

Slide 23 - Diapositive

welk dier is aangepast aan een koude omgeving?

Slide 24 - Diapositive

welke plant is aangepast aan een droge omgeving?

Slide 25 - Diapositive

Aan de slag: 
Paragraaf 3.1; werkboek A blz 123

Maak de opdrachten:   3 tm 9 en 11 en 12

voordoen, samendoen, zelf doen!

Slide 26 - Diapositive

Leerdoelen bij 3.1 organismen en hun omgeving
Je kunt het verschil beschrijven tussen biotische en abiotische factoren.
Je weet wat biologen bedoelen met het begrip “ecosysteem”.
Je kunt beschrijven hoe planten zijn aangepast om te overleven in hun ecosysteem.
Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast om te overleven in hun ecosysteem.

Slide 27 - Diapositive

Hoe zijn deze dieren aangepast om te overleven in hun ecosysteem?
Welk ecosysteem?
Wat valt op aan het lichaam?
Waarom is dat handig?

Slide 28 - Diapositive

Bespreken: 
paragraaf 3.1 blz 126

opdrachten 11 en 12

Slide 29 - Diapositive

aan de slag
paragraaf 3.1 opdrachten 18, 19 en 20

over 15 minuten bespreken

Slide 30 - Diapositive

Start-opdracht: Kun je de functie beschrijven van het planten-orgaan?

Slide 31 - Diapositive

3.2 planten

Slide 32 - Diapositive

leerdoelen 3.2 planten
- Je kent de namen van de organen van planten en je kunt daarvan de functies beschrijven.
- Je kent de namen van de weefsels in een blad en je kunt daarvan de functies beschrijven.
- Je kunt beschrijven hoe een plant stoffen opneemt, vervoert en uitscheidt.

Slide 33 - Diapositive

Weefsels: welke weefsels heeft een plant?

Slide 34 - Diapositive

Opnemen: welke stoffen neemt de plant op bij de pijlen?

Slide 35 - Diapositive

aan de slag!

Slide 36 - Diapositive

Start opdracht: zet de onderdelen van een ecosysteem op een rij van groot naar klein. 


Levensgemeenschap, Ecosysteem, Organisme, Populatie


Slide 37 - Diapositive

3.4 voedselrelaties

Slide 38 - Diapositive

leerdoelen deel 1
- Je kunt de onderdelen van een ecosysteem beschrijven van groot naar klein. 

- In een voedselweb kun je voedselketens, schakels en voedselrelaties op de juiste manier noteren.


Slide 39 - Diapositive

Ecosysteem: van groot naar klein

Slide 40 - Diapositive

aan de slag!
Paragraaf 3.4 Werkboek A: BLZ 149

Maak de opdrachten: 2 tm 11

Voordoen, samendoen, zelf doen!

Slide 41 - Diapositive

leerdoelen deel 2

- Je kunt het verschil beschrijven tussen een voedselketen en een voedselpiramide.
- Je kunt de verschillende rollen beschrijven die verschillende organismen kunnen hebben binnen een voedselkringloop.

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive