H10.4 titreren

• Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 4

Planning

Huiswerk nakijken 10.2 en 10.3

Uitleg 10.4

Lesdoelen

Je leert:

• Waarom producten gecontroleerd worden
• Hoe je onderzoekt hoeveel zuur er in een oplossing zit
• Je kunt de handelingswijze bij een titratie beschrijven.
• Je kunt de concentratie van een zuur in een oplossing berekenen met behulp van een titratie. 

10.4 "titraties"

Waarom/wanneer titreren?

• De NVWA controleert of fabrikanten zich houden aan de warenwet
  
• In deze wet staan de eisen waaraan een product moet voldoen
  

Voorbeeld: tafelazijn

Er is een ondergrens en een 

bovengrens voor de 

hoeveelheid azijnzuur er in 

tafelazijn mag zitten

Chemisch analisten

van de NVWA zoeken uit of producten aan de eisen voldoen

Zo niet dan kan er een boete worden opgelegd.

Titreren

Manier om de hoeveelheid zuur in een oplossing te bepalen.

Dat doe je door  proeven te doen:

1:  met een oplossing waarvan je weet hoeveelheid zuur er reageert met 1,0 ml oplossing.

2: met een oplossing die je wilt onderzoeken

Titratie-opstelling

buret met base

erlenmeyer met 1 ml zuur 

aangevuld met water

Titreren

1: afmeten van een aantal  1,0 mL  zuur aanvullen met water

2: indicator toevoegen

3: lees de beginstand van de buret af op 2 cijfers achter de komma

4: druppelsgewijs base toevoegen tot het omslagpunt van de indicator

6: lees de eindstand af op 2 cijfers achter de komma

7: doe dit nog een keer

8: ga rekenen

rekenvoorbeeld

Hoeveel azijnzuur zit er in azijn?

1,0 ml natronloog reageert met 

1,2 mg azijnzuur

de beginstand is 12,8 ml

de eindstand is 17,4 ml

vervolg

gegeven: beginstand = 12,80 ml, eindstand = 17,60 ml, 1,0 ml natronloog komt overeen met 1,2 mg azijnzuur

gevraagd: hoeveel azijnzuur zit er in de oplossing?

Berekening: eindstand - beginstand = 17,60 -12,80 = 4,60 ml

Er zit in 1,0 ml oplossing 5,52 mg azijnzuur

volume natronloog	1,0	1	4,6
massa azijnzuur	1,2		5,52

Aan de slag

Maak opdracht 95 t/m 113 (alleen de A en B vragen)

dit mag samen

vragen? boek/buurman(vrouw)/mij

we kijken het samen na

klaar? begin met 12.1

Check op de lesdoelen

• Waarom worden producten gecontroleerd 
• Hoe onderzoek je hoeveel zuur er in een oplossing zit
• Beschrijf de handelingswijze bij een 
• Hoe bereken je de concentratie van een zuur in een oplossing met behulp van een titratie. 

Welke pH hebben zuren?

1. 0-7
2. 7
3. 7-14

Zuren zijn

1. metalen
2. moleculaire stoffen
3. zouten

Welke stof is een zuur?

1. azijn
2. soda
3. gootsteenontstopper
4. water

Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?

1. vet verwijderen
2. de vaat wassen
3. ramen lappen
4. kalk verwijderen

Hoe maak je een zuur?

1. Een zout verhitten .
2. Een zout verhitten en dan water toevoegen?
3. Een zout verhitten, het gas opvangen en daar water aan toe voegen.
4. Een zout verhitten en water toevoegen.

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?

1. Groene zeep
2. Ammonia
3. Gootsteenontstopper
4. wc ontkalker

Welke pH hebben basen?

1. 0-7
2. 7
3. 7-14

basen zijn

1. metalen
2. moleculaire stoffen
3. zouten

Wat is de zuurgraad (pH) van water

1. 0
2. 7
3. 10
4. 14