Klas 3 begrippentoets H3 en H4

Klas 3 begrippentoets H3+4
Jullie gaan de begrippentoets maken. Je hebt beperkte tijd toegewezen gekregen.

Succes!
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Klas 3 begrippentoets H3+4
Jullie gaan de begrippentoets maken. Je hebt beperkte tijd toegewezen gekregen.

Succes!

Slide 1 - Diapositive

Voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed, zoals bijvoorbeeld een auto of scooter, heb je veel geld nodig. Als je het geld daarvoor leent, spreek je van een...
A
Persoonlijke lening
B
Consumptief krediet
C
Salariskrediet
D
Doorlopende krediet.

Slide 2 - Quiz

Wat is een spaardeposito?
A
Een rekening waarop geld staat waar je altijd bij kan als je het nodig hebt.
B
Een rekening waarop het geld voor een afgesproken tijd vast staat tegen een vaste rent.
C
Dit is een ander woord voor variabele rente.
D
Dit is een ander woord voor vaste rente.

Slide 3 - Quiz

Wat is een hypothecaire lening?
A
Lening voor de koop van een huis
B
Lening voor de koop van een huis, met dat huis als onderpand
C
Grote lening voor de koop van een nieuwe auto
D
Lening voor de koop van een nieuwe ps4

Slide 4 - Quiz

Kosten die de bank berekent voor het omwisselen van geld noem je...
A
wisselkoers
B
aandelen
C
provisie
D
opslag

Slide 5 - Quiz

Welk voertuig hoef je NIET te verzekeren op de openbare weg?
A
scooter
B
fiets
C
elektrische auto
D
auto

Slide 6 - Quiz

Wat is een polis?
A
Verzekeringsbewijs
B
Iemand uit Polen
C
Verzekeraar
D
Verzekerde

Slide 7 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van een onzeker voorval?
A
inbraak
B
ongeluk
C
zelf vernielen
D
blikseminslag

Slide 8 - Quiz

Is een zorgverzekering verplicht?
A
Ja, de zorgverzekering is verplicht.
B
Nee, de zorgverzekering is niet verplicht
C
Alleen als je vaak ziek bent is een zorgverzekering verplicht.
D
Ja, maar alleen als je werkt is de zorgverzekering verplicht

Slide 9 - Quiz

Wie betaalt het eigen risico?
A
de verzekeraar
B
de verzekerde
C
de bank
D
de premie

Slide 10 - Quiz

Welke van de volgende verzekeringen is verplicht?
A
Cascoverzekering
B
Fietsverzekering
C
Inboedelverzekering
D
Zorgverzekering

Slide 11 - Quiz

De assurantiebelasting wordt berekend over...
A
de premie
B
de poliskosten
C
premie + poliskosten
D
premie + poliskosten + verzekeringskosten

Slide 12 - Quiz

Juist of onjuist....

De opstalverzekering gaat uit van de nieuwwaarde van de spullen in je huis.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

De verzekeraar is
A
De maatschappij die iemand verzekert.
B
De persoon die verzekerd is.
C
Het bedrag dat jij bij schade van een verzekeringsmaatschappij krijgt.
D
Het bedrag dat jij aan een verzekeringsmaatschappij moet betalen.

Slide 14 - Quiz

Wat is zorgtoeslag?

Slide 15 - Question ouverte

Meneer Boet leent geld om een nieuwe auto te kopen. Wat is het leenmotief van Meneer Boet?
A
tijdelijk geld tekort
B
duurzaam consumptie goed
C
onverwachte gebeurtenis
D
huis kopen

Slide 16 - Quiz

Wat is het voordeel van een All-riskverzekering (boven een WA verzekering) als je een auto hebt?

Slide 17 - Question ouverte

Geef het goede begrip bij de volgende omschrijving:

Een verzekering die de schade dekt die je door inbraak, brand of wateroverlast hebt aan de spullen in je huis...

Slide 18 - Question ouverte