H4 Thema 5 Basisstof 5 Neurale regulatie

Hoe wordt een impuls doorgegeven tussen twee zenuwcellen?
A
Via hormonen die binden aan receptoren
B
Via een elektrisch signaal
C
Via neurotransmitters die binden aan receptoren
D
Via eiwitten op de celmembraan
1 / 24
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Hoe wordt een impuls doorgegeven tussen twee zenuwcellen?
A
Via hormonen die binden aan receptoren
B
Via een elektrisch signaal
C
Via neurotransmitters die binden aan receptoren
D
Via eiwitten op de celmembraan

Slide 1 - Quiz

Sleep ieder onderdeel naar de juiste plek.
Axon
Dendriet
Cellichaam
Synaps
Myelineschede

Slide 2 - Question de remorquage

Leerdoelen
  1. Je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt 
  2. Je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt

Slide 3 - Diapositive

Bibliotheektijd
Lezen blz. 36 - 37 van je boek
timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Impulsgeleiding
  • Vindt plaats door ionkanalen:
  1. Natrium-kanaal 
  2. Kalium-kanaal
  3. Natrium-kalium pomp

Slide 5 - Diapositive

Rustpotentiaal
  • Potentiaal = Elektrische lading die staat op het membraan 
  • De lading komt tot stand door de verdeling van ionen binnen en buiten de cel 
  • Binnenin de cel bevinden zich minder ionen met een positieve lading en zijn er ook nog ionen met een negatieve lading
  • De rustpotentiaal is daarom negatief -> -70 miliVolt (mV)

Slide 6 - Diapositive

Een zenuwcel in rust
  • Buiten de cel veel natrium
  • In de cel veel kalium 
  • De kanalen staan dicht
  • De concentraties kalium en natrium worden in stand gehouden door de natrium-kalium pomp
  • Rustpotentiaal = -70 miliVolt (mV)

Slide 7 - Diapositive

Impulsgeleiding
  • Een impuls in een zenuwcel begint als er neurotransmitters binden aan de receptor in de synaptische spleet
  • Dit leidt tot het 1 voor 1 opengaan van de ionkanalen
  • Het opengaan van ionkanalen zorgt voor transport van positief geladen ion over het membraan waardoor het potentiaal van het membraan veranderd.
  • Iedere zenuwcel heeft een drempelwaarde: Als de potentiaal hoger wordt dan -50 mV ontstaat er een impuls
  • De afbeelding rechts laat zien wat er gebeurd met het membraanpotentiaal zodra een impuls plaatsvindt. 

Slide 8 - Diapositive

Een impuls stap 1
  • De zenuwcel is in rust
  • Het natriumkanaal en het kaliumkanaal zijn allebei dicht
  • Potentiaal = -70 mV

Slide 9 - Diapositive

Een impuls stap 2
  • Zodra de zenuwcel wordt geprikkeld door het binden van neurotransmitters gaan de natriumkanalen eerst open
  • Natrium gaat van buiten de cel naar binnen
  • Hierdoor stijgt de membraanpotentiaal

Slide 10 - Diapositive

Een impuls stap 3
  • Zodra het membraanpotentiaal over de 0 gaat gaan de kaliumkanalen open
  • Kalium gaat van binnen de cel naar buiten hierdoor daalt de membraan potentiaal weer
  • Het natriumkanaal gaat weer dicht

Slide 11 - Diapositive

Een impuls stap 4
  • De kaliumkanaal sluit langzaam t.o.v. het natriumkanaal daardoor daalt de potentiaal tijdelijk onder de -70 mV naar -90 mV

Slide 12 - Diapositive

Een impuls stap 5
  • Uiteindelijk sluiten ook de kaliumkanalen weer en is het rustpotentiaal weer hersteld

Slide 13 - Diapositive

Wat is de verdeling van ionen binnen en buiten de cel voordat een impuls plaats heeft gevonden?
A
Veel kalium buiten de cel en veel natrium binnen de cel
B
Veel natrium buiten de cel en veel kalium binnen de cel
C
Veel natrium en kalium buiten de cel en veel negatieve ionen binnen de cel
D
Veel natrium en kalium binnen de cel en veel negatieve ionen buiten de cel

Slide 14 - Quiz

Wat is de verdeling van ionen nadat een impuls net heeft plaatsgevonden?
A
Veel natrium binnen de cel en veel kalium buiten de cel
B
Veel kalium in de cel en veel natrium buiten de cel
C
Veel kalium en natrium binnen de cel
D
Veel natrium en kalium buiten de cel

Slide 15 - Quiz

Na de impuls
  • Na de impuls is er veel kalium de cel uit gegaan en veel natrium de cel ingegaan
  • Het normale evenwicht is andersom 
  • De natrium-kaliumpomp hersteld het normale evenwicht door kalium de cel in te pompen en natrium uit

Slide 16 - Diapositive

Bibliotheektijd
Lezen blz. 37 - 39
timer
5:00

Slide 17 - Diapositive

Impulsfrequentie
  • Je lichaam vertaald prikkels naar impulsen. Hoe sterker de prikkel is hoe meer impulsen er worden gegenereerd
  • Bijvoorbeeld: Een heel hard geluid = heel veel impulsen per seconde. Een zacht geluid = een paar impulsen per sconde

Slide 18 - Diapositive

Impulssterkte en impulsfrequentie
  • Of een impuls wordt doorgegeven of niet is afhankelijk van de impulssterkte en frequentie
  • Bij een zwakke prikkel wordt de -50 mV drempelwaarde niet behaald en blijven de meeste ionkanalen dicht. De impuls wordt dus niet doorgegeven
  • Hoe grootte van het verschil in membraanpotentiaal is de impulssterkte (deze is altijd hetzelfde bij een actiepotentiaal en verschilt dus niet tussen een sterke en een zwakke prikkel)
  • Het aantal impulsen achter elkaar is de impulsfrequentie

Slide 19 - Diapositive

De nut van een myelineschede
  • Impulsen worden geleid door het opengaan van ionkanalen
  • Ionkanalen reageren op de elektrische lading 
  • Als op plaats P de ionkanalen opengaan ontstaat er een impuls
  • Het opengaan zorgt voor een verandering in elektrische lading op plaats Q
  • Hierdoor gaan op plaats Q de ionkanalen open
  • Op deze manier wordt een impuls stapsgewijs doorgegeven over het hele axon

Slide 20 - Diapositive

De nut van een myelineschede
  • Stapsgewijze impulsgeleiding is echter best wel traag
  • Myelineschedes (cellen van Schwann) zorgen ervoor dat een impuls sprongsgewijs kan worden doorgegeven
  • Hierdoor wordt de impulsgeleiding veel sneller (50x zo snel)

Slide 21 - Diapositive

De start van een impuls
  • Impulsen worden tussen zenuwcellen overgegeven door neurotransmitters
  • Neurotransmitters binden aan receptoren
  • Deze receptoren zijn ionkanalen die open gaan zodra een neurotransmitter eraan bindt
  • Het opengaan van deze receptor ionkanalen zorgt ervoor dat er een verandering optreedt in elektrische lading
  • Verandert de elektrische lading naar boven de -50 mV dan is de drempelwaarde bereikt en gaan de normale ion-kanalen ook open
  • Als de neurotransmitter los laat gaan receptor ionkanalen weer dicht en stopt de impuls

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Question de remorquage

Huiswerk

Slide 24 - Diapositive