Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Eerder van de Ziekte van Parkinson gehoord?
A
Ja
B
Ja, ik ken iemand die dat heeft
C
Nee, nooit van gehoord
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
De ziekte van Parkinson is een spierziekte.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Van welke neurotransmitter heeft iemand met Parkinson tekort?
A
Serotine
B
kinine
C
amfetamine
D
dopamine
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Kenmerken van Parkinson?
A
Trillen
B
Zweten
C
Buikpijn
D
Hersenbloeding
Slide 16 - Quiz
De ziekte van Parkinson ontstaat bij de meeste patiënten na het 60e jaar.
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quiz
In rust is het beven bij Parkinson patienten erger dan bij beweging
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quiz
Verschijnsel van Parkinson = rigiditeit
Wat betekent dit?
A
Trillen
B
spierstijfheid
C
maskergelaat
D
Geen van allen
Slide 19 - Quiz
Bij de ziekte van Parkinson ontstaat een tekort aan histamine
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Vidéo
Slide 23 - Vidéo
Parkinson is met medicatie te genezen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
"Dhr van der M. (58) heeft de ziekte van Parkinson. Dhr heeft hulp nodig bij het eten en zijn dagelijkse verzorging zoals wassen en aankleden. Hij heeft 24-uurszorg nodig en verblijft in een verpleeghuis. Via welke wet wordt dit geregeld?
A
WGBO
B
WKKGZ
C
WLZ
D
WVGGZ
Slide 25 - Quiz
De levensverwachting bij Parkinson is gelijk aan die van gezonde mensen.