diabetes mellitus thema 6 (vvt deel1)

1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

opdracht  maak voorlichtingsfolder
uit de digitale leeromgeving van traject V&V

Meneer Klop heeft diabetes type 2. Hij woont in een aanleunwoning van een verpleeghuis. In principe kan meneer ingesteld worden op medicatie. Om meneer Klop op een passende manier informatie te verstrekken heeft hij voorlichting nodig. Aangezien hij te weinig zal onthouden wat je hem verteld, heeft hij meer aan een goede folder.

Maak voor meneer Klop een voorlichtingsfolder.
 Hierin neem je minimaal op:

een duidelijke uitleg m.b.t. diabetes mellitus type 2 (ontstaan, gevolgen, enz.);

een duidelijke uitleg m.b.t. medicinale behandeling (insuline);

een duidelijke uitleg m.b.t. het zelf controleren van de bloedglucose;

verwijzingen naar (belangrijke) instanties voor verdere informatie, hulp of lotgenotencontact.

Gebruik bij het samenstellen van de folder terminologie die past bij het type zorgvrager en maak gebruik van passende afbeeldingen.

inleveren na deze lessencylcus van 3 bijeenkomsten!!! in Ms teams

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de officiële benaming van suikerziekte
A
Diabetes Type
B
Diabetes Expectus
C
Diabetes Naxon
D
Diabetes Mellitus

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

lesdoelen 
na deze lessencyclus kan de student
in eigen woorden vertellen wat de functie van de alvleesklier is
welke soorten diabetes mellitus er zijn
hoe de diagnose gesteld wordt
wat de oorzaken kunnen zijn bij type 1 en bij type 2
welke symptomen er zijn bij diabetes mellitus
welke behandeling  er zijn  om de gevolgen van insuline te kort op te heffen of zo klein mogelijk te houden.
welke orale bloedglucose verlagende middelen er zijn, en wat hun werking is
welke soorten insuline er zijn en hoe deze toegediend moeten worden
wanneer gestart kan worden met zelfcontrole en zelfregulatie
weet welke complicaties er op korte termijn en op   lange termijn kunnen ontstaan.
je weet hoe je voorlichting aan de zorgvrager met diabetes mellitus kan geven tav het ziektebeeld.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voeding geeft ons
A
Energie
B
Overgewicht
C
Diabetes
D
Een verzadigd gevoel

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van veel snoepen krijg je diabetes
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke vorm van diabetes krijg je op oudere leeftijd
A
Diabetes Type 1
B
Diabetes Type 2

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk type diabetes is acuut afhankelijk van insuline
A
Diabetes Type 1
B
Diabetes Type 2

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar wordt glucose opgeslagen als je lichaam het niet direct nodig heeft?
A
Alvleesklier
B
Lever

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk orgaan maakt insuline aan?
A
Lever
B
Galblaas
C
Nieren
D
Alvleesklier

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welk type diabetes maakt de eilandjes van Langerhans geen insuline meer aan
A
Diabetes Type 1
B
Diabetes Type 2

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is diabetes te genezen
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

benoem de 2 functies van de pancreas

Slide 13 - Question ouverte

produceren van alvleesklier sap-->spijsvertering

hormonen --> stofwisseling van suiker
glucagon ( alfa cellen)effect suiker verhogend
insuline ( Beta cellen)suiker verlagend

glucose --  -----glucogeen(spieren en lever)

adrenaline, effect suiker verhogend
de normaal waarde van bloedsuiker
wanneer je geen diabetes mellitus hebt.
A
tussen 4 en 8 mmol
B
tussen 4- 10 mmol
C
tussen 4- 6 mmol
D
tussen 4 -15 mmol

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

4

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveelheid suiker in het bloed
Hormoon dat ervoor zorgt dat glucose wordt omgezet in glycogeen
Ziekte door problemen bij de productie van en/of reactie op insuline
Belangrijkste suiker in het bloed
Hormoon dat glycogeen wordt omgezet in glucose
glucosegehalte
insuline
diabetes
glucose
glucagon

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Hyperglycemie
Hypoglycemie
Veel
plassen
bleekheid
Beven
Dorst
honger
Wisselend humeur
slaperigheid
Moeheid
Slecht zien
Hoofdpijn
zweten
droge mond ( tong)

Slide 17 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

behandeling
  • voedings-leefstijladvies
  • orale bloedglucose verlagende medicijnen
  • (sulfonyllureum derivaten; biquaniden; acarbose;pioglitazon en sitagliptine en exenatide)
  • toedienen van insuline
  • (ultra kortwerkend; kortwerkend; mengsel van kort en middel langwerkende insuline;  middel langwerkende insuline;mengsel van middellang- en langwerkende insuline en langwerkende insuline

Slide 18 - Diapositive

stimuleert de alvleesklier om meer insuline te maken
maken lever en andere organen gevoeliger voor inwerken van insuline en verminderen van eetlust.
werkt lokaal in de darmen en remt de omzetting van koolhydraten tot glucose , de opname in het bloed verloopt minder snel.
verbetert opname in de cellen
de hoeveelheid insuline na een maaltijd beter op peil blijft
insuline toedienen
subcutaan
per injectie met een insuline pen
insuline pomp
injectie plaatsen

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

zelfcontrole en zelfregulatie

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

welke leerdoelen kan je na deze les al beantwoorden?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

diabetes mellitus heeft complicaties
op lange termijn en korte termijn, welke ?

Slide 22 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

korte termijn complicaties
Hypoglykemie


hyperglycemie

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2

Slide 24 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

00:08
wat is de betekenis van een hypo en wat van een hyper?

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

01:11
leg uit waar mensen met diabetes de gehele dag mee bezig zijn

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hypoglycemie
soorten:
hypo    
schijnhypo  
stresshypo  

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

oorzaken hypo
te veel insuline gespoten
op verkeerde tijden insuline gespoten
niet of niet tijdig eten na het spuiten van insuline
braken waardoor de voedselopname onvoldoende kan zijn
meer lichamelijke inspanning dan gebruikelijk
alcohol gebruik
indirecte factoren(stress, operaties, veranderingen....)
sterke ,snelle daling van de bloedsuiker

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hypo (laag)
  • zweten
  • trillen
  • duizelig zijn
  • plotseling wisselend humeur (opeens boos worden bijvoorbeeld) ongeconcentreerd zijn
  • hoofdpijn
  • moe zijn
  • hongerig zijn

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Behandeling van Hypo
afhankelijk van de soort natuurlijk;

onder de 4 mmol:
meet de bloedsuiker, 17 mg suiker tot zich nemen( druivensuier, glas frisdrank, 200ml sinasappelsap, 4/6 klontjes suiker in de koffie of thee
na ongeveer 20 min wederom controleren van bloedsuiker
is deze nog onder de 4 dan herhalen en aansluiten een snee brood( dus een langwerkende suiker tot zich nemen)

niet aanvoelen van een hypo: HYPO UNAWARENESS
vaak een hypo hebben
reacties afzwakken
verminderde reactie van de bijnierschors
betablokkers gebruikt
veel stress heeft

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hyper glykamie
ontstaat geleidelijker
keto acidose   (vet verbranding) (aceton)--> verzuren--> braken--> kussmaul ademhaling(diep en zwaar)

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

oorzaken
de dosis insuline is te laag
te veel voeding
stresstoestand
ziekte
geleidelijke toename van diabetes
bepaalde medicatie werken averechts op de insuline

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hyper (hoog)
  • veel urineren
  • veel dorst hebben en houden
  • vermoeid zijn 
  • plotselinge humeurigheid, snel boos worden
  • misselijk zijn of overgeven
  • alles voelt vervelend

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

behandeling
veel water drinken
insuline dosis verhogen /extra spuiten op advies of bij zelfregulatie
bij braken en aceton geur altijd arts waarschuwen

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Complicaties DM
Neuropathie: zenuwschade door regelmatig te hoge bloedsuiker
Diabetische voet 
Nefropatie (verbindweefseling – filteren)
Hart- en bloedvaten(grote vaten --kleine vaten)
Slechtziend=retinopathie

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6

Slide 36 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveelheid suiker in het bloed
Hormoon dat ervoor zorgt dat glucose wordt omgezet in glycogeen
Ziekte door problemen bij de productie van en/of reactie op insuline
Belangrijkste suiker in het bloed
Hormoon dat glycogeen wordt omgezet in glucose
glucosegehalte
insuline
diabetes
glucose
glucagon

Slide 37 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Dorst
Veel 
plassen

Moeheid
Hoofdpijn
Zweten
Wisselende humeur
Hoofdpijn
bleekheid
Honger
Slaperigheid
Beven
Slecht zien
Hyperglycemie
Hypoglycemie

Slide 38 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk invloed heeft leefstijl bij diabetes?

Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij diabetes kunnen veel complicaties optreden. Wat is diabetische retinopathie?
A
een diabetische voet: door slechte doorbloeding wordt de genezing van wonden op de voet belemmerd.
B
Een oogaandoening: diabetes beschadigt de haarvaten in het netvlies van de ogen, waardoor bloedinkjes of littekenweefsel ontstaan.
C
Nierschade: wanneer bloedsuikerwaarden structureel te hoog zijn raken de haarvaten in de nieren beschadigd, waardoor de nierfunctie vermindert.

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

beschrijf 3 onderdelen die je in deze les geleerd hebt.
benoem wat nog niet helemaal duidelijk is na deze les.
lesevaluatie

Slide 41 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

02:08
welke complicatie op korte termijn zorgt voor schade op lange termijn?

Slide 42 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

03:01
met wie kan zij haar angsten bespreek baar maken

Slide 43 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

04:24
welke complicaties heeft Sandra allemaal, benoem ze

Slide 44 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

04:58
hoe beleeft Sandra haar neuropathie probleem?

Slide 45 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

06:12
welke invloed heeft oa. neuropathie op het dagelijks en sociaal leven van Sandra

Slide 46 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

09:02
Hoe ziet Sandra haar toekomst?

Slide 47 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

00:37
waardoor ontstaat diabetes insipidus?

Slide 48 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

01:53
vanaf welke week in de zwangerschap reageert het lichaam niet meer zo goed op insuline

Slide 49 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

03:31
benoem de manieren hoe de diagnose diabetes gesteld wordt

Slide 50 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

06:40
Type 1
Type 2
auto immuunziekte
insuline resistentie
diabetes keton acidose
10% 
leefstijl gerelateerd
oorzaak weghalen
orale bloedglucose verlagende medicatie
sc insuline toedienen

Slide 51 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions