w 3 Kapitel 3 Das ist lecker

1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Regels 
* Buch und schablone mitbringen (spullen in orde) 

*Beweise hängen in Teams (nakijkstensels in teams) 

*wenn ich Worte lehren lasse, höre ich zu Woordjes leren)

Slide 2 - Diapositive

Nakijken
* Buch 7+8

*Schablone 5+6

Slide 3 - Diapositive

Repetitie Kapitel 3
( Repetitieweek)
*Kapitel 3: Woordjes blz. 108,109 d-n, 
*Plauderecke H n-d blz. 110, 
*Schreibecke I blz. 111 n-d,
*Grammatik C blz. 112 werkwoorden vervoegen, 
*Grammatik E ein und kein blz. 112,
*Getallen tot en met een miljard d-n, 
*Klokkijken in het Duits blz. 104 d-n   

Slide 4 - Diapositive

Was machen wir heute?
1. Einleitung Kapitel 3

.....huiswerk....
Zelfstandig aan de slag!

Lernziel: Je weet waar Kapitel 3 overgaat. 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Lien

Getallen vanaf 100

A
honderd
B
huundert
C
hundert
D
handerd

Slide 7 - Quiz

201
A
einhunder1undeins
B
zweiehundertundeins
C
zweihundertundzwei

Slide 8 - Quiz

1.000.000
A
eine Miiliarde
B
eine Million
C
eine Million Und zwei

Slide 9 - Quiz

24ste
A
vierundzwanzigte
B
vierundzwanzigste

Slide 10 - Quiz

drei
A
dreitte
B
dreite
C
dritte

Slide 11 - Quiz

Das ist lecker!

Slide 12 - Diapositive

overhoren blz 108
10 Wörter

Slide 13 - Diapositive

Leerdoelen
Eind van het hoofdstuk kan je..

- Essen und trinken bestellen
- Je kan luisterteksten en leesteksten over het thema eten begrijpen
- Je kunt een eenvoudig recept schrijven en over jouw eetgewoontes schrijven.

Slide 14 - Diapositive

S. 82 Lied
Aufgabe 1
Schokolade von Deine Freunde

1. Höre das Lied an
2. Beantworte die Fragen auf Niederländisch.








Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Ich esse jeden Tag Obst..
Wat betekent: Obst
A
groente
B
fruit
C
snoepgoed

Slide 17 - Quiz

Obst und lecker Gemüse: das macht mich groß und stark.
Wat betekent: Gemüse
A
groente
B
fruit
C
snoepen

Slide 18 - Quiz

Wat betekent snoepen?
A
Obst
B
Gemüse
C
naschen

Slide 19 - Quiz

S. 83 Hören
Aufgabe 3
Im Restaurant

Richtig oder Falsch

Slide 20 - Diapositive

S. 63 Wörter
Aufgabe 4
Schreibe mindestens acht Dinge um das Foto, die du auf dem deutschen Frühstücktisch findest. 

Frühstück
S. 108/109
timer
25:00

Slide 21 - Diapositive


A
Orangensaft, Kaffee, Käse
B
Kaffee, Pommes, Orangensaft

Slide 22 - Quiz

S. 84 Lesen
Aufgabe 5
Speisekarte

Lees eerst de vraag, dan de tekst. 

Gebruik online woordenboek. 

Slide 23 - Diapositive

overhoren blz 108
10 Wörter

Slide 24 - Diapositive

S. 85 Wörter
Aufgabe 6
Schreibe ein passendes Wort aus der Wörterliste B unter jedes bild

Slide 25 - Diapositive


A
scharf
B
sauer
C
trinken
D
essen

Slide 26 - Quiz


A
scharf
B
sauer
C
trinken
D
essen

Slide 27 - Quiz

overhoren blz 109
10 Wörter

Slide 28 - Diapositive

 Aufgabe 7: Wiederholung voltooid deelwoord + Feesttenten (blz 112)
Voltooid deelwoord = ge + stam + t

Pers. voornaamwoord: Vervoeging:
ich stam+ e
du stam+ st
er/sie/es stam+ t
wir stam+ en
ihr
stam+ t
sie/Sie stam+ en

Slide 29 - Diapositive

lernen (es)
A
gelernt
B
gelernen
C
lernt

Slide 30 - Quiz

wohnen (ihr)
A
gewohnt
B
wohnt
C
gewohnen

Slide 31 - Quiz

kochen (wir)
A
kocht
B
kochst
C
kochen

Slide 32 - Quiz

Wo (wohnen) ihr?
A
wohnen
B
wohnt
C
wohnst

Slide 33 - Quiz

Was (suchen) du?
A
suchen
B
sucht
C
suchst

Slide 34 - Quiz

Geslacht van zelfstandig naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden kunnen vrouwelijk, mannelijk, onzijdig zijn.
Der = mannelijke personen en dieren (der Mann, der Onkel, der Stier)
Die = vrouwelijke woorden en dieren (die Frau, die Tante, die Kuh)
- woorden die eindigen op -e, -heit, -keit, - schaft en -ung
die Rose, die Familie, die Einheit, die Mannschaft
Das = zijn meestal ''het'' woorden in het Nederlands.
Die = meervoud 

Slide 35 - Diapositive

Laune (humeur)
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 36 - Quiz

Mannschaft (voetbalteam)
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 37 - Quiz

Geschenk (cadeau)
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 38 - Quiz

Wochenende
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 39 - Quiz

Stiefvater
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Lien

overhoren blz 108- 109
10 Wörter

Slide 42 - Diapositive

Die uhrzeit
Mach aufgabe 38 Mache Übung 38 aus deinem Buch und 13 aus deiner schablone.
    
(Maak opgave 38 uit je boek en 13 van je stensel.) 
timer
1:00

Slide 43 - Diapositive

Haben en Sein 
Pak blz. 42 voor je.

Neem het door voor de repetitie.




Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Lien

Hagelschlag und Frikadelle
  • Pagina 100-101
  • maak vraag 1 t/m 6 

Slide 46 - Diapositive

Repetitie Kapitel 3
( Repetitieweek)
*Kapitel 3: Woordjes blz. 108,109 d-n, 
*Plauderecke H n-d blz. 110, 
*Schreibecke I blz. 111 n-d,
*Grammatik C blz. 112 werkwoorden vervoegen, 
*Grammatik E ein und kein blz. 112,
*Getallen tot en met een miljard d-n, 
*Klokkijken in het Duits blz. 104 d-n   

Slide 47 - Diapositive