2e les 1-2-3-zinnen maken

1, 2, 3-zinnen maken
We gaan goede zinnen maken in het Nederlands.
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwoo, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

1, 2, 3-zinnen maken
We gaan goede zinnen maken in het Nederlands.

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het eind van de les weet je:
- dat een zin begint met een Hoofdletter en eindigt met een punt.
- wat er bedoeld wordt met 1, 2 en 3 
- en weet je deze volgorde van zinsdelen ook te gebruiken voor het maken van een goede zin.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

                                                                     3

De kat            zit          op de bank.
De kat            zit           de hele dag         op de bank.

De melk       staat          in de keuken     op tafel.
De melk       staat          op tafel.

De bakker    bakt           een taart. 
De bakker    bakt    's morgens vroeg      een taart.

Slide 3 - Diapositive

Leerlingen laten ontdekken dat de rode woorden zelfstandig naamwoorden of persoonsvormen zijn, de gele woorden werkwoorden (en de bijbehorende vervoegingen) en de blauwe woorden 'rest' (bepalingen van plaats, tijd) zijn. 
In de volgende slide staat de uitleg erbij voor de lln. 
                                                               3

Ik            woon        in een klein huis.

Ik            woon           drie  jaar        in een klein huis.

1 = mens, dier, ding
2 = werkwoord
3 = de rest
Elke zin heeft 1 - 2 - 3 (3)

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je nu?
Wat zit er in een zin?

Slide 5 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Deel 1 van een zin is altijd ...
A
een werkwoord
B
een mens, een dier of een ding
C
de rest
D
ik weet het niet

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1=
een mens
een dier
een ding

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het tweede deel van een zin is altijd ....
A
een werkwoord
B
een mens, een dier of een ding
C
de rest
D
ik weet het niet

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2=
een werkwoord

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deel 3 van een zin is altijd....
A
een werkwoord
B
een mens, een dier of een ding
C
de rest
D
ik weet het niet

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

en 3 = 
de REST van de zin

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Typ een mens, dier of ding.

Slide 12 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Typ een werkwoord

Slide 13 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

de mannen lopen elke dag door de straat

A
elke dag door de straat =persoon
B
elke dag door de straat =de rest
C
elke dag door de straat =werkwoord

Slide 14 - Quiz

Op het whiteboard zetten: 
1= persoon/dier/ding
2=werkwoord
3=de rest
Maak een korte zin met 1 en 2

Slide 15 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

De mannen lopen elke dag door de straat.
A
lopen = persoon
B
lopen = de rest
C
lopen = werkwoord

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De mannen lopen elke dag door de straat.
A
De mannen = persoon
B
De mannen = de rest
C
De mannen = werkwoord

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Pak een rood, geel en blauw potlood
en papier!

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij zit bij het raam. Schrijf de 1, 2 en 3 op.
hij = 1
zit = 2
bij het raam = 3
   De volgende vragen doe je zo:

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De kat zit op de bank.

Schrijf de 1, 2 en 3 met de goede kleur op

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Schrijf 1, 2, en 3 op.

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De dokter woont in Nijmegen.
Schrijf de 1, 2 en 3 met de goede kleur op

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

in het bos
de man
staat
loopt
morgen
het hert
ligt
vandaag
komt
hij
het ding
Jan

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

1) Wij/ wonen /in Amsterdam.
2)Wij/ wonen /twee jaar/ in Amsterdam.
3)Mijn kinderen/ spelen/ op de straat.
4) Mijn kinderen /spelen /de hele dag/ op de straat.
5) De koffie /staat /op de tafel.
6) De koffie /staat/ nu /op de tafel.
7) De hond/ eet /vlees.
8) De hond/ eet/ iedere dag /vlees.
9) De les /is/ op dinsdag.
10) De les/ is/ op dinsdag/ in Rotterdam

Slide 24 - Diapositive

Op papier: werken met rood/geel/blauw.
De familie         slaapt    aan de muur.
De grote man   ligt         op tafel.
De klok               eet        in de kamer
De peuter          staat       taart.
De vrouw           kijkt        televisie.
Het meisje         hangt     rode wijn.
De jonge man  drinkt     op de grond.
De koffie            is             op de laptop.
De dikke man  werkt      in de stoel.
1..........................       2...........      3.........................                    

Slide 25 - Diapositive

Volgorde zelf zoeken, zinnen zijn verkeerd.
Weet je nu
Wat de 1 is, de 2 is, de 3 is?
Hoe je zo een zin kunt maken?
Dat er soms twee keer een 3 is in de zin?
Dat je dan eerst de tijd gebruikt en dan de plaats?

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In deze les leer/herhaal je:
hoe je een ' gewone , korte zin maakt.

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

en hoe je de 1-2-3-manier kunt gebruiken

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions