HNE Duits V2 Kapitel 4, Woche 11, Stunde 4

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Herzlich Willkommen 

im Deutschunterricht

Mittwoch 15. März - 2023

Woche 11 - meteorologische Frühling

Heute mit: Frau Wiemer und Krist

Was machen wir heute?

*Aktuelles

*Du oder Sie

*Weiter mit Kapitel 4 en de naamvallen

*üben und lernen mündliche Prüfung

Wat heb je nodig?
Kennis van tijden en dagen, hobby's, schoolvakken usw (hoofdstuk 3 dus), briefje met Redemittel

Duitse politiek vs Nederlandse politiek

Nederland

democratie

Koning (ceremoneel)

Minister-president

Kabinet

Tweede Kamer

Eerste kamer

Duitsland

democratie

Bundespräsident (ceremoneel)

Bundeskanzler

Bundesregierung

Bundestag

Bundesrat = afgevaardigden van de Bundesländer

Nederland

CDA - Christen Democratische Partij

PvdA - Partij van de Arbeid

VVD - Volkspartij v demo en vrijheid

Groen Links 

D66 - Democraten '66

PVV - Partij voor de vrijheid 

Forum voor Democratie 

Duitsland

CDU - Centrum Demokratische Partei

SPD - Sozial Demokratische Partei

FDP - Freie Demokratische Partei

Die Linke - sozialdemokratisch

Die Grünen - centrumlinks - groen

AFD - Alternative für Deutschland 

Welke mensen hebben met politiek te maken?

Heeft wel met politiek te maken

Heeft niks met politiek te maken

Was machen wir heute?

*Aktuelles

*Du oder Sie

*Weiter mit Kapitel 4 en de naamvallen

*üben und lernen mündliche Prüfung

Wat heb je nodig?
Kennis van tijden en dagen, hobby's, schoolvakken usw (hoofdstuk 3 dus), briefje met Redemittel

Wir sehen uns einen Film an

- was macht die DUSIEMeter?

- was passiert, wenn der Junge sich an die Beambtin wendet?

- was denkst du bedeutet "locker"?

www.sat1.de

Wir sehen uns einen Film an

- was macht die DUSIEMeter?

- was passiert, wenn der Junge sich an die Beambtin wendet?

- was denkst du bedeutet "locker"?

Du oder Sie (S. 20)

Formal

Schüler ab 16 sind "Sie"

Mache Übung 8 (Lektion 2)

Also was haben wir bis jetzt gelernt?

1. je weet dat er een der-Gruppe is en een ein-Gruppe is
2. bij de der-Gruppe horen woorden als dies-, jed-, welch- en worden dus op dezelfde manier vervoegd
3. bij de ein-Gruppe horen kein en alle bezittelijk voornaamwoorden en worden dus op dezelfde manier vervoegd

Also was haben wir bis jetzt gelernt?

1. je weet dat er een der-Gruppe is en een ein-Gruppe is
2. bij de der-Gruppe horen woorden als dies-, jed-, welch- en worden dus op dezelfde manier vervoegd
3. bij de ein-Gruppe horen kein en alle bezittelijk voornaamwoorden en worden dus op dezelfde manier vervoegd

neem nu je Spickzettel bij de hand

wat is de 1e naamval van
dit huis (o)

1. dies Haus
2. dieses Haus
3. dieser Haus
4. diesen Haus

wat is de 4e naamval van
welke man (m)

1. welcher Mann
2. welch Mann
3. welches Mann
4. Welchen Mann

wat is de 4e naamval van
mijn vrouw (v)

1. meine Frau
2. meiner Frau
3. mein Frau
4. meinen Frau

wat is de 3e naamval van
zijn kind (o)

1. sein Kind
2. seinen Kind
3. seinem Kind
4. sein Kind

wat is de 1e naamval van
jullie schrift (o)

1. euer Heft
2. eueres Heft
3. eure Heft
4. eures Heft

wat is de 4e naamval van
ieder huis (o)

1. jed Haus
2. jeder Haus
3. jedes Haus
4. jeden Haus

wat is de 3e naamval van
onze vaders (mv)

1. unseren Väter
2. unseren Vätern
3. unsere Väter
4. unserer Väter

Also was haben wir bis jetzt gelernt?

Om te achterhalen of je de 1e, 3e of 4e naamval moet gebruiken zijn er 2 mogelijkheden

1) zit er een voorzetsel in de zin die de naamval bepaalt?

(hier komen we later dit hoofdstuk op terug)

2) welke functie heeft het zinsdeel >>> ONTLEDEN

(hoe zat dat ook alweer?) >>>

1e naamval

3e naamval

4e naamval

onderwerp

meewerkend voorwerp

lijdend voorwerp

wie/wat  + gezegde?

wie/wat  + gezegde + o

aan/voor wie/wat  + gezegde + o + lv

daar gaan we...

1. Anita schenkt d...    Kinder   (mv)  kein...   Bananen (mv).

2.(elke) Jed...  Onkel (m) liebt (zijn) sein...   Neffe (m)

3. (veel) Viel...  Gäste (mv) essen kein...  Kuchen (m).

4. (dit) Dies...   Haus hat d....   Familie (v) viel Glück gebracht.

Zusammen überprüfen Übung 9

und machen Übung 10

Zusammen üben

Mündliche Prüfung

oder Hausaugaben: Lernen Wörter Lektion 1 + 2 

Machen Lektion 2: Übung 1, 3 + 8

!