Persoon A knipt 20 kaartjes en zet daar alle Spaanse persoonlijk voornaamwoorden op (12) en vult die aan met andere mogelijke onderwerpen van een zin bijv. 'Juan', 'La abuela', 'Los hijos de Juan').
Persoon B knipt ook 20 kaartjes en zet daar de werkwoorden op die je in H1 t/m H4 hebt gehad. Schrijf de infinitief op!
Leg de kaartjes op 2 stapels: 'onderwerp' en 'persoonsvorm'.
Pak om beurten een onderwerp een een persoonsvorm en vervoeg het werkwoord naar het onderwerp. Eén juiste vervoeging is 1 punt waard.
Slide 10 - Diapositive
Mijn oma heet Rosa.
Slide 11 - Question ouverte
Mijn oma is zesentachtig jaar.
Slide 12 - Question ouverte
Mijn oma en opa wonen in Spanje.
Slide 13 - Question ouverte
VOCA LT 195
Slide 14 - Diapositive
Op zaterdag speelt Juan gitaar.
Slide 15 - Question ouverte
Zijn gitaar is mooi.
Slide 16 - Question ouverte
Zijn muziek is schitterend.
Slide 17 - Question ouverte
No tengo un (potlood), pero sí tengo un boli.
Slide 18 - Question ouverte
Los chicos (kopen) un pastel de cumpleaños.
Slide 19 - Question ouverte
Posesivos Bezittelijk voornaamwoorden
mijn
jouw
zijn
haar
uw
ons, onze
jullie
hun
Slide 20 - Diapositive
Posesivos Bezittelijk voornaamwoorden
mijn mi / mis
jouw tu / tus
zijn su /sus
haar su / sus
uw su / sus
ons, onzenuestro /nuestros / nuestra / nuestras
jullie vuestro / vuestros / vuestra / vuestras
hun su / sus
Slide 21 - Diapositive
Esta es (mijn) habitación.
Slide 22 - Question ouverte
(Mijn) libros para el colegio están en mi estantería.
Slide 23 - Question ouverte
Aquí está (onze) jardín.
Slide 24 - Question ouverte
Estos son (onze) gatos.
Slide 25 - Question ouverte
VOCA LT 196
Slide 26 - Diapositive
Waarom versier je het huis?
A
¿Porque decoras la casa?
B
¿Porque decoro la casa?
C
¿Por qué decoras la casa?
D
¿Por qué decores la casa?
Slide 27 - Quiz
(Het snoepje) está en la mesa.
Slide 28 - Question ouverte
Son (geweldige* cadeau's). geweldig = genial
Slide 29 - Question ouverte
¿Por qué?
Vragen naar reden
Porque...
Reden geven
Slide 30 - Diapositive
Adjetivos Bijvoeglijk naamwoorden
- eindigend op een medeklinker/-a/-e > 2 vormen
- eindigend op een -o > 4 vormen
- Let hier dus goed op als je
de woordjes aan het leren
bent!
Slide 31 - Diapositive
Números 0-100 Getallen 0-100
41 : cuarenta y uno
55 : cincuenta y cinco
92 : noventa y dos
Heb je nodig voor (bijvoorbeeld):
- leeftijden
- klokkijken
- telefoonnummers
Slide 32 - Diapositive
Zet in cijfers: setenta y seis
Slide 33 - Question ouverte
Zet in cijfers: cincuenta y nueve
Slide 34 - Question ouverte
(Mijn favoriete activiteiten) son nadar y jugar al fútbol.
Slide 35 - Question ouverte
Preparo (een paar[!] mooie gebakjes).
Slide 36 - Question ouverte
Hoy es nuestra última clase Vandaag is onze laatste les
1. Practicar y control deberes unidad 4
2. Texto: Un regalo para Javi (LE 48/49 + LT 30/1)