Zuurstof en Trachea

Tracheostoma en Zuurstof
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Tracheostoma en Zuurstof

Slide 1 - Diapositive

Inleiding
Ondersteunen bij de ademhaling is een van de taken van een verpleegkundige. Dat kan op verschillende manieren, denk aan houding, ademtechniek, balans inspanning en ontspanning. Waar wij ons deze les op gaan richten zijn de verpleegtechnische vaardigheden:
- verzorgen van een tracheostoma
- zuurstof toedienen

Slide 2 - Diapositive

Anatomie

Slide 3 - Diapositive

Wat betekent het woord stoma?

Slide 4 - Question ouverte

Wat kan een indicatie zijn voor een tracheostoma?
A
Bij zwelling van de luchtwegen
B
Bij langdurige beademing
C
Bij strottenhoofdkanker
D
Alle antwoorden kunnen indicaties zijn

Slide 5 - Quiz

Een canule heeft altijd een cuff.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Wat is een belangrijk aandachtspunt bij iemand met een tracheostoma?
A
het lichamelijk aspect
B
het psychisch aspect
C
het sociaal aspect
D
alle aspecten

Slide 7 - Quiz

Welke drie mogelijkheden zijn er voor spraakrevalidatie?

Slide 8 - Question ouverte

Waarom is uitzuigen van de mond/keelholte of tracheostoma soms noodzakelijk?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Zuurstof toedienen

Slide 11 - Carte mentale

Waar let je op bij de ademhaling van een zorgvrager

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

Benoem afwijkende ademhalingen

Slide 14 - Question ouverte

Afwijkende ademhaling
Piepende ademhaling.
Moeizame ademhaling (dyspnoe).
Hyperventilatie.
Cheyne Stokes-ademhaling.
Kussmaul-ademhaling.
Ademstilstand, al dan niet in combinatie met een Cheyne Stokes-ademhaling.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Benoem verschijnselen van zuurstof tekort

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Vragende voornaamwoorden
  • Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vrag.vnw):
    wie, wat, welk(e), wat voor (een).

  • Een vrag.vnw staat meestal aan het begin van een vraag. Welke spieren train je met hardlopen?

  • Wanneer een vrag.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.

    Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen
    Wie komen er vanavond op je verjaardag, weet jij dat?
    Wie = vragend voornaamwoord



Heb je nog vragen?

Slide 21 - Diapositive