Programmeren en Hardware vs. Software

• Digitale Vaardigheden
• WO
• Studiejaar 1

Programmeren en Hardware vs. Software

Doel van de les

Aan het einde van de les kun je uitleggen wat programmeren is en het verschil tussen hardware en software beschrijven.

Introductie van het doel van de les aan de studenten.

Wat weet je al over programmeren?

Wat is programmeren?

Programmeren is het schrijven van instructies die door een computer kunnen worden begrepen.

Waarom programmeren?

Programmeren is belangrijk omdat het ons helpt om computers te begrijpen en te communiceren met machines.

Leg de definitie van programmeren uit en geef enkele voorbeelden van programmeertalen.

Hardware

Hardware zijn de fysieke onderdelen van een computer, zoals de monitor, toetsenbord, muis en moederbord.

Software

Software zijn de programma's en besturingssystemen die op een computer worden uitgevoerd.

Definieer hardware en geef enkele voorbeelden.

Het verschil tussen hardware en software

Hardware is tastbaar en kan worden aangeraakt, terwijl software niet tastbaar is en alleen kan worden gezien op het scherm.

Leg het verschil tussen hardware en software uit en geef enkele voorbeelden.

Hardware

Software

bv programma's denk aan:

-Microsoft Word

-Microsoft Powerpoint

maar ook apps:

Whatsapp, Tiktok

Behuizing

Dit is de kast of het omhulsel waar alle onderdelen in gaan.

dit zorgt er voor dat de onderdelen goed beschermd zijn en dat de koeling goed zijn werk kan doen.

Er zijn verschillende maten behuizingen, en keuzes 

met zijkanten. Als je aanpassingen gaat doen aan de 

computerkast of laptop, ben je aan het 'casemodden' 

Dit is een samenvoeging van het Engelse:

case (kast) en modify ( aanpassen).

hardware

geen hardware

Sleep de woorden naar het juiste vak

server

laptop

luidspreker

webcam/ camera- 

toetsenbord

koptelefoon

scanner

externe harde schijf

muis

bestand-extensie

Devices

MS Office

Overwatch

Fortnight

BIOS

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.