Oefenen

1 / 50
suivant
Slide 1: Vidéo
Middelbare school

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Als het aanbod hoger wordt en de vraag blijft gelijk, dan
A
Blijft de prijs ook gelijk
B
Stijgt de prijs
C
Daalt de prijs
D
krijg je inflatie

Slide 2 - Quiz

Bij een overschot op de arbeidsmarkt is er meer .... dan ....
A
Vraag - Aanbod
B
Aanbod - vraag

Slide 3 - Quiz

Waarom is de prijs van vanille gestegen?
A
meer vraag
B
meer aanbod
C
minder vraag
D
minder aanbod

Slide 4 - Quiz

Vraag of aanbod? In de supermarktfolder staan veel producten voor een lage prijs.

A
Vraag
B
Aanbod

Slide 5 - Quiz


De overheid wil dat we, ook bij gelijkblijvende benzineprijzen, minder autokilometers maken, waardoor we minder bezine verbruiken en de milieuvervuiling afneemt. 
Gebruik de bron
Welke van de volgende maatregelen van de overheid kunnen de oorzaak zijn van de verschuiving van de vraaglijn V1 naar V2?
A
De overheid voert rekeningrijden in: de automobilist betaalt per gereden kilometer een bedrag aan de overheid
B
De overheid verlaagt de prijs van het openbaar vervoer
C
De overheid investeert extra in uitgebreider openbaar vervoer
D
De overheid verhoogt de accijns (belasting) op benzine, waardoor de benzineprijs stijgt

Slide 6 - Quiz

Vraagfactoren
Waar is de vraag van afhankelijk?
  • Prijs
  • budget (inkomen)
  • voorkeuren
  • aanwezigheid van substitutiegoederen (vervangende goederen)

Slide 7 - Diapositive

Vraag is ook afhankelijk van.....
De betalingsbereidheid:
Niet alles is voor iedereen evenveel waard.
Wat een persoon voor een product of dienst wil betalen noemen we zijn of haar betalingsbereidheid.

Slide 8 - Diapositive

Prijsvraagvergelijking
De vraag wordt weergegeven met de volgende vergelijking:



qv = de gevraagde hoeveelheid van product x
p = prijs van product x
a= de mate waarin de vraag reageert op veranderingen in de prijs
b = het gedeelte van de vraag dat niet afhankelijk is van de prijs
qv=ap+b

Slide 9 - Diapositive

Verschuiving van de vraaglijn naar rechts
Betekenis van deze vraaglijn?
  • Bij dezelde prijs is de gevraagde hoeveelheid groter geworden.
Oorzaken van grotere vraag?
  • hoger inkomen
  • concurrentie is duurder geworden
  • goede reclame


  • Kortom: er is een oorzaak geweest waardoor de gevraagde hoeveelheid is toegenomen.

Slide 10 - Diapositive

Consumentensurplus
Het consumentensurplus is het verschil tussen de betalingsbereidheid en de marktprijs.

Slide 11 - Diapositive

Als de vraag naar een product stijgt...
A
... verschuift de vraaglijn naar rechts
B
... verschuift de vraaglijn naar links
C
... De vraaglijn verschuift omhoog
D
...De vraaglijn verschuift omlaag

Slide 12 - Quiz

Als het inkomen van mensen met 10% stijgt dan...
A
schuift de vraaglijn naar rechts
B
schuift de vraaglijn naar links
C
verandert alleen het punt op de vraaglijn
D
verandert er niets

Slide 13 - Quiz

Door het coronavirus daalt het inkomen van veel mensen. Ze hebben niet veel geld meer over voor een nieuwe auto. Hierdoor:
A
Vindt er een verschuiving plaats naar rechts van de hele vraaglijn
B
Vindt er een verschuiving plaats naar links van de hele vraaglijn

Slide 14 - Quiz

Wat gebeurt er bij hamsteren?
A
De vraaglijn verschuift naar rechts en er ontstaat een (zeer tijdelijk) vraagoverschot
B
De vraaglijn verschuift naar links en er ontstaat een (zeer tijdelijk) vraagoverschot

Slide 15 - Quiz


Waarom gaat de vraaglijn altijd omlaag?
A
Hoe hoger de prijs, hoe hoger de vraag
B
Hoe hoger de prijs, hoe lager de vraag
C
Omdat de vraaglijn omhoog gaat
D
Omdat er altijd evenwicht is.

Slide 16 - Quiz

De vraaglijn verschuift naar links, dit kan het gevolg zijn van:
A
een hogere koopkracht
B
een prijsdaling
C
een daling van het aantal inwoners
D
het verdwijnen van concurrenten

Slide 17 - Quiz

Gegeven is de vraaglijn
Qv = –15p + 75. De prijs is € 3,00

Wat is de gevraagde hoeveelheid?
A
82,5
B
18
C
92,5
D
30

Slide 18 - Quiz

Verschuiving vraaglijn
Stel dat de vraaglijn evenwijdig naar links verschuift. 
Wat kan hiervan de oorzaak geweest zijn? 

Slide 19 - Diapositive

Vraagfunctie: qv = -0,2p + 75. Wat is de gevraagde hoeveelheid als de prijs EUR 200,- is?

Slide 20 - Question ouverte

I Door een inkomensstijging zal de vraag naar
rechts verschuiven.
II Door verhoging van de prijzen zal de aanbodlijn
naar links verschuiven.
A
Beide beweringen zijn juist .
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 21 - Quiz

Dit is een grafiek van ...
A
de vraag
B
het aanbod

Slide 22 - Quiz

Pien wil nieuwe Nike schoenen
A
Aanbod
B
Vraag

Slide 23 - Quiz

Evenwichtsprijs
De prijs die tot stand komt op een markt als vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.
qa=qv

Slide 24 - Diapositive

Overschot
Vraagoverschot
  • De vraag is groter dan het aanbod;
  • De prijs gaat stijgen ;
  • Niet iedereen kan het product kopen.

Aanbodoverschot
  • Het aanbod is groter dan de vraag;
  • De prijs gaat dalen;
  • Producten worden minder of helemaal niet verkocht.

Slide 25 - Diapositive

Bij een overschot op de arbeidsmarkt is er meer ....
A
aanbod
B
vraag

Slide 26 - Quiz

De zuivelmarkt is
A
een abstracte markt
B
een concrete markt

Slide 27 - Quiz

De prijs van appels is gestegen, hierdoor
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
worden er meer peren verkocht
B
bakken we extra appeltaart
C
worden er meer appels verkocht
D
worden er minder appels verkocht

Slide 28 - Quiz

Hoe hoger de prijs, hoe
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
lager de vraag
B
hoger de vraag
C
lager het aanbod
D
groter het aanbod

Slide 29 - Quiz

Als het aanbod hoger wordt en de vraag blijft gelijk, dan
A
Blijft de prijs ook gelijk
B
Stijgt de prijs
C
Daalt de prijs

Slide 30 - Quiz

Wanneer ontstaat de evenwichtsprijs?
A
Als het hele aanbod verkocht kan worden
B
Als aan alle vraag voldaan wordt
C
Als er meer vraag is dan dat er aanbod is
D
Als vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn

Slide 31 - Quiz

De vraaglijn verschuift naar links, dit kan het gevolg zijn van:
A
een hogere koopkracht
B
een prijsdaling
C
een daling van het aantal inwoners
D
het verdwijnen van concurrenten

Slide 32 - Quiz

Welke lijnen verschuiven? En hoe?
Inflatie van de consument neemt toe.

A
vraaglijn naar rechts
B
vraaglijn naar links
C
aanbodlijn naar rechts
D
aanbodlijn naar links

Slide 33 - Quiz

Q =p-100
A
Dit is een vraaglijn
B
Dit is een aanbodlijn
C
Dit is een budgetlijn
D
Ik heb geen idee

Slide 34 - Quiz

Q =-0,5p+200
A
Dit is een aanbodlijn
B
Dit is een vraaglijn
C
Dit is een budgetlijn
D
Ik heb geen idee

Slide 35 - Quiz

De vraaglijn wordt gegeven door:
Qv = -2p + 500
Waar snijdt deze curve de p-as?
A
Bij p = 250
B
Bij p = 500
C
Bij q = 250
D
Bij q = 500

Slide 36 - Quiz

Qv = -p + 20 & Qa = 5p - 40
Waar ligt het marktevenwicht?
A
p = 10 & q = 10
B
p = 4 & q = 16
C
p = 20 & q = 8
D
p = 8 & q = 20

Slide 37 - Quiz

Qv = -100p + 68
Qa = 300p - 76

Bij een prijs van 0,37 is er sprake van een
A
vraagtekort
B
vraagoverschot
C
marktevenwicht
D
aanbodtekort

Slide 38 - Quiz

Qv=-10P+80    Qa=20P-40
Bereken de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid

Slide 39 - Diapositive

Stel: Qa=5P-400    en    P=130
Bereken de aangebode hoeveelheid

Slide 40 - Diapositive

Qa=10P-80    Qa = 200
Bereken de prijs

200 = 10P - 80
200 + 80 = 10P
280 = 10P
28 = P

Slide 41 - Diapositive

Qv=-10P+80    Qa=20P-40
Bereken de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid

Slide 42 - Diapositive

Evenwichtsprijs
De prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn
    Evenwichtshoeveelheid
    Het aantal producten dat gevraagd en aangeboden wordt bij de evenwichtsprijs

    Slide 43 - Diapositive

    Geef aan of er sprake is van vraag of aanbod:
    "Apple presenteert een nieuwe telefoon"
    A
    Vraag
    B
    Aanbod

    Slide 44 - Quiz

    Vraag of aanbod? Brian was lange tijd op zoek naar een niet al te dure woning.

    A
    Vraag
    B
    Aanbod

    Slide 45 - Quiz

    Hoe hoger de prijs, hoe
    (meerdere antwoorden mogelijk)
    A
    lager de vraag
    B
    hoger de vraag
    C
    lager het aanbod
    D
    groter het aanbod

    Slide 46 - Quiz

    Schoolverlaters zorgen voor:
    A
    meer vraag naar arbeid
    B
    meer aanbod van arbeid

    Slide 47 - Quiz

    Producentensurplus is het verschil tussen de prijs die de consumenten bereid zijn te betalen en de werkelijke marktprijs.
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 48 - Quiz

    QA=25p-100 wat is het aanbod bij een prijs van 25 euro
    A
    525 stuks
    B
    500 stuks
    C
    512 stuks
    D
    geen idee

    Slide 49 - Quiz

    Boer Harm: 200 euro
    Boer Dirk: 250 euro
    Boer Sjoerd: 300 euro
    Boer Henk: 350 euro
    Marktprijs 250 euro, wat is het producentensurplus
    A
    Er is geen producentensurplus
    B
    100 euro
    C
    50 euro
    D
    150 euro

    Slide 50 - Quiz