Je gebruikt metonymia als je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft. Dat woord roept datgene wat je bedoelt als het ware op.
Zo kun je spreken van koppen tellen, terwijl je bedoelt: ‘mensen tellen’. In plaats van het ‘geheel’ (mens) noem je een onderdeel (kop). En als je zegt dat er een mooie zonsondergang boven je bank hangt, gebruik je ook metonymia: er hangt een afbeelding van een zonsondergang boven je bank.
Als je metonymia gebruikt, ‘verschuif’ je dus als het ware je woordgebruik een klein beetje.