les 21 Adjetivos + herhalen AR ER IR , SER HAY ESTAR

Prepárate para esta clase:
Maak je klaar voor deze les...
  1. Tu portátil está cerrado: Je laptop is dicht.
  2. Tu móvil está en la caja: Je mobiel staat in de bak.
  3. Tus libros, cuaderno y bolígrafo están sobre la mesa: Boeken, pennen schriften heb je op tafel.
  4. ¡Haz caso y guarda el silencio!:         Let op!   Oren open en wees stil!

timer
1:00
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Prepárate para esta clase:
Maak je klaar voor deze les...
  1. Tu portátil está cerrado: Je laptop is dicht.
  2. Tu móvil está en la caja: Je mobiel staat in de bak.
  3. Tus libros, cuaderno y bolígrafo están sobre la mesa: Boeken, pennen schriften heb je op tafel.
  4. ¡Haz caso y guarda el silencio!:         Let op!   Oren open en wees stil!

timer
1:00

Slide 1 - Diapositive

¡Bienvenidos a tu clase de español!
Hoy es martes, 11 de febrero de 2020.

Slide 2 - Diapositive

Los objetivos de esta clase:

En esta clase vais a aprender...(In deze les gaan jullie leren...)
1)  Hoe je in het Spaans het bijvoegelijk naamwoord moet gebruiken

2) Herhalen hoe je zinnen maakt met SER, ESTAR, HAY, met regelmatige werkwoorden die  AR, IR of ER eindigen of op SE.





(De doelen van deze les)

Slide 3 - Diapositive

El programa de hoy

  1. Bespreken huiswerk (5m)
  2. Bijvoegelijk naamwoord  (20 m)
  3. Lesson up voca + Quizlet(  2.1 t/m 2.3)  & ww rozeblad (15-20m)
  4. SER ESTAR HAY zinnetjes (10m)
  5. Hebben we onze doelen gehaald? (2m)

Slide 4 - Diapositive

Het bijvoegelijk naamwoord (El adjetivo)
1) Wat is een bijvoegelijk naamwoord?


2) Geef eens een Nederlandse voorbeeld zin met een bijvoegelijk naamwoord er in. Hou je zin simpel!

 

3) Maak er nu een Spaanse zin  van. Let daarbij op de  plek van het bijvoegelijk naamwoord (achter het zelfstandig naamwoord)  Let ook  op mannelijk en vrouwelijk van het zelfstandig naamwoord én op het meervoud!


4) Welke zin heb jij geschreven?


5) Wat kun je nu zeggen over het gebruik van het bijvoegelijk naamwoord in het Spaans?

Slide 5 - Diapositive

Het bijvoegelijk naamwoord (El adjetivo)
( let op mannelijk/ vrouwelijk, meervoud en plek in de zin!)
  1. La mochila  (rojo) ______ es de María José
  2. El cuaderno ( viejo) ______  está en tu mochila
  3. La clase de español es muy (pequeño)______ 
  4. Los abuelos de Pepe son muy (simpático)_____________
  5. Las estaciones de trenes en París son muy (grande)_________
  6. Los padres de Rosa son (estricto) __________
  7. Los pasteles son muy ( rico)
timer
1:00

Slide 6 - Diapositive

Voca + werkwoorden roze blad 2.1 /2.2 (A)
1 el instituto 2 ahora 3 la parada 4 más
5 el número 6 la foto 7 la tienda de ropa 8 en frente de
9 el centro comercial 10 la farmacia
timer
4:00

Slide 7 - Question ouverte

Voca 2.1 +2.2 en ww roze blad (B)
1 ¡Hasta mañana! 2 la calle 3 guay 4 a la derecha 5 guapo/-a
6 a la izquierda 7 trabajar 8 pedir 9 conocer 10 poner
timer
4:00

Slide 8 - Question ouverte

Voca 2.3 en ww roze blad (B)
1 El tomate 2 el pan 3 beber 4 quieres 5 sabes
6 todo 7 vender 8 la manzana 9 los pasteles 10 las patatas
timer
4:00

Slide 9 - Question ouverte



¿Qué?:  
Zinnen maken met: Hay, Ser, Estar
¿Cómo?: 
In een Googledoc (delen met mij), 
gebruik woordenlijst Cap 2 (PA, wb)
¿Cuánto tiempo?:
 20 minutos
 
Vertaal deze zinnetjes in het Spaans:
  1. Zijn jullie naast het huis?
  2. Is er internet in de bibliotheek?
  3. Het centrum van Barcelona is mooi.
  4. Het ziekenhuis is ver.
  5. Carmen en Laura zijn aardig.
  6. De viswinkel is aan de linkerkant.
  7. Ik ben in de supermarkt.
  8. Zijn er appels?
  9. Eindelijk! Er is brood.
Zinnen maken (hay, estar, ser)
PASO A PASO 
(Stappenplan):

Slide 10 - Diapositive

In het volgende SO en PW gaat het over:
 (zie tevens studiewijzer)

Voca 2.1-2.3 (NL >> SP!!!) (pag 55-56 WB)
werkwoorden blad 1-24 (SP >>NL én NL >>SP)
Regelmatige werkwoorden op AR, IR of ER kennen
Wederkerende werkwoorden (eindigend op SE) bv Llamarse
SER- ESTAR en HAY ( je moet het verschil weten en er simpele zinnen mee kunnen maken)
Bij het proefwerk wordt daaraan toegevoegd:
Vraagwoorden
én het bijvoegelijk naamwoord.

Planning voor toetsen: SO (2 maart) / PW (23 maart) zie ook Magister

Slide 11 - Diapositive

y... ¿Qué has aprendido hoy?
¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 12 - Diapositive