2Q - spelling 3.3

Noteer in je agenda 

10 oktober 2023
Toets spelling

13.1, 13.2, 13.3
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Noteer in je agenda 

10 oktober 2023
Toets spelling

13.1, 13.2, 13.3

Slide 1 - Diapositive

Spelling 13.3 
Wanneer gebruik je hoofdletters? 
Hoe zat het met aanhalingstekens? 

Wanneer gebruik je een trema? 
Wat zijn de afbreekregels? 



Slide 2 - Diapositive

Met hoofdletter
Zonder hoofdletter
dagen en maanden 
namen van goden
aardrijkskundige namen
afkortingen van instellingen
windrichtingen
samenstellingen met feestdagen
afkortingen van politieke partijen
veelgebruikte afkortingen

Slide 3 - Question de remorquage

Hoe heten de leestekens die hierboven staan? Sleep de juiste naam naar het juiste leesteken.
aanhalingsteken
komma
punt
puntkomma
vraagteken

Slide 4 - Question de remorquage

Je gebruikt aanhalingstekens:
  • bij citaten 
Ik zei: 'Jan heeft het gedaan.' (Het citaat begint met een hoofdletter en eerst komt de punt en dan het aanhalingsteken)
'Ik ga' , zei ze. 'Morgen kom ik terug.' (De eerste zin eindigt na 'ze'. Er komt daar dus een punt. De komma staat ACHTER het aanhalingsteken!)
'Ik ga,' zei ze, 'maar ik kom morgen terug.' (De zin wordt onderbroken door 'zei ze'. Daarom staat er na 'zei ze' een komma en begint er geen nieuwe zin. De komma na het woord 'ga' staat VOOR het aanhalingsteken!)

Slide 5 - Diapositive

Zijn er nog vragen?

Slide 6 - Diapositive

4

Slide 7 - Vidéo

00:24

Wanneer gebruik je een trema?
A
Als je een woord verkeerd uitspreekt
B
Als je iets niet letterlijk bedoeld
C
Om woorden op -ie/-ee in het meervoud te zetten
D
Om woorden op -i/-e in het meervoud te zetten

Slide 8 - Quiz

01:13




Waar komt het trema bij de andere drie woorden op het bord? Schrijf ze kloppend: 1. reeel 2. hygiene, 3. ingredienten

Slide 9 - Question ouverte

02:57
Dus: wanneer de klemtoon op de laatste lettergreep valt, schrijf je....
A
alleen +n
B
+ën
C
+e
D
+eën

Slide 10 - Quiz

03:02
Hoe schrijf je de woorden uit het tweede rijtje? Maak het meervoud:
1. harmonie 2. olie 3. natie 4. braderie

Slide 11 - Question ouverte

Theorie: trema
  • Bij twee klinkers na elkaar: 
geïnteresseerd, vacuüm, conciërge
  • Bij getallen en meervouden die eindigen op -ee:
 tweeëntwintig, drieënvijftig, tweeën, ideeën
  • Bij het meervoud van woorden die eindigen op -ie:                                      knieën, fantasieën, bacteriën, oliën

Slide 12 - Diapositive

Afbreekregels
--> Breek af tussen twee delen van een samenstelling:
aard-appel, waar-om
--> Breek af na het voorvoegsel bij een afleiding:
her-haling, over-horing
--> Breek af voor het achtervoegsel bij een afleiding:
schoon-heid, klein-tje
--> Klinkers die één klank vormen blijven bij elkaar:
individu-eel, ro-yaal
-->Eén klinker laat je niet alleen:
ezel, ali-nea (Je schrijft dus niet e-zel of a-linea.)

Slide 13 - Diapositive

Vragen?

Slide 14 - Diapositive

Aan het werk 
@Learnbeat

In de studieplanner staat de hele week 13.3 voor je klaar. 

Kijk welk onderdeel je nog niet helemaal begrijpt, maar daar de opdrachten. 

Vragen? Altijd stellen!

Slide 15 - Diapositive

Aan het werk 

Slide 16 - Diapositive

Wat vond je van de les op deze manier (=gedeeltelijk digitaal)?
A
Ik ben positief. Vaker doen.
B
Ik ben negatief. Niet meer doen.
C
Deels positief, deels negatief.
D
Maakt mij niet uit.

Slide 17 - Quiz