Herhalen grammatica P.2 1BB

Herhalen grammatica P.2 1BB
1BB
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhalen grammatica P.2 1BB
1BB

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn werkwoorden?
A
Mensen/dieren/dingen
B
De/het/een
C
Dingen die je kan doen
D
Waar een tekst over gaat

Slide 2 - Quiz

Kunnen is een werkwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Hond is een werkwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Wat is het werkwoord in:
'Lars fietst iedere dag naar school'

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het werkwoord in:
'Ik ben over 2 maanden jarig'

Slide 6 - Question ouverte

Lidwoorden

Slide 7 - Carte mentale

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
Mensen
B
Dieren
C
Dingen
D
Planten

Slide 8 - Quiz

Hoe herken je een zelfstandig naamwoord?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het lidwoord in:
'Ik heb een fiets gekocht'

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het lidwoord in:
'De jongen is te laat'

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het zelfstandig naamwoord:
'De vrouw loopt'

Slide 12 - Question ouverte

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden:
'De jongen viel uit de auto'

Slide 13 - Question ouverte

Hoofdletters

Slide 14 - Carte mentale

Albert Heijn schrijf je met hoofdletters
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Verbeter de zin:
'het is altijd koud in nederland'

Slide 16 - Question ouverte

Supermarkt schrijf je met hoofdletter
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Wanneer gebruik je een punt
A
Eind van een gewone zin
B
Eind van een vraagzin
C
Als je nadruk wilt leggen

Slide 18 - Quiz

Wanneer gebruik je een vraagteken
A
Eind van een gewone zin
B
Eind van een vraagzin
C
Als je nadruk wilt leggen

Slide 19 - Quiz

Wanneer gebruik je een uitroepteken
A
Eind van een gewone zin
B
Eind van een vraagzin
C
Als je nadruk wilt leggen

Slide 20 - Quiz

Welk leesteken moet hier:
'Ga jij vandaag mee naar de stad'

Slide 21 - Question ouverte

Welk leesteken moet hier:
'Pas op'

Slide 22 - Question ouverte

Hoe weet je of de laatste letter een -d of -t moet zijn?

Slide 23 - Question ouverte

Hoe schrijf ik staar...
A
t
B
d

Slide 24 - Quiz

In geval van ... bel ik de politie
A
Nood
B
Noot

Slide 25 - Quiz

Wat betekent meervoud?

Slide 26 - Question ouverte

Wat is het meervoud van tafel
A
Tafelen
B
Tafels

Slide 27 - Quiz

Wat is het meervoud van brief?

Slide 28 - Question ouverte

In welke letter veranderd de -s vaak in meervoud?

Slide 29 - Question ouverte

Waar kan je verkleinwoorden van maken?
A
Zelfstandige naamwoorden
B
Werkwoorden
C
Lidwoorden

Slide 30 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van wandeling?
A
Wandelingetje
B
Wandelingtje
C
Wandelinkje

Slide 31 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van koning?

Slide 32 - Question ouverte

Zijn er nog vragen voor de toets?

Slide 33 - Question ouverte

Leren
- Cursus 5 paragraaf 1 en 3

- Cursus 6 paragraaf 1
- Cursus 7 paragraaf 1, 2, 3, 4 en 5

Slide 34 - Diapositive