Tenses - oude versie

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Tenses (=werkwoordstijden)
Je kent al een heel aantal tenses, maar al die namen zijn zo moeilijk te onthouden...
Of toch niet? 
De namen van de tenses zijn heel logisch opgebouwd. Als je de 5 basistermen kent, kun je de namen van alle tenses makkelijk onthouden! 

Slide 2 - Diapositive

De 5 basistermen
present = tegenwoordig
past = verleden
simple = onvoltooid  (dus NIET met een volt.deelw.)
perfect = voltooid  (dus met 'have' + volt.deelw.)
continuous / progressive = duurvorm  (ing-vorm)

That's it!

Slide 3 - Diapositive

Met de 5 basistermen kun je een aantal combinaties maken
De namen van alle tenses zijn opgebouwd uit een combinatie van 2 termen.
  1. De 1e term is altijd 'present' of 'past'
  2. De 2e term is altijd 'simple', 'perfect', 'continuous' of 'present continuous'

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Wat betekent de term 'continuous'?

Slide 6 - Question ouverte

Wat betekent de term 'perfect'?

Slide 7 - Question ouverte

Als je moet bepalen in welke tense een werkwoordsvorm staat, dan stel je jezelf de volgende vragen:
  1. Wordt de 1e term 'present' of 'past'?
    tegenwoordig --> present
    verleden --> past
  2. Wordt de 2e term 'simple', 'perfect', 'continuous' of 'perfect continuous' ?
    geen voltooid deelw. en geen ing --> simple
    staat er een voltooid deelw. met have/has/had ervoor --> perfect
    staat er een ing-vorm met een vorm van 'be' ervoor --> continuous
    staat er 'been' + ww-ing --> perfect continous

Slide 8 - Diapositive

I have heard that song before.
1e term: tegenwoordig --> present
2e term: voltooid deelwoord --> perfect

DUS: De zin staat in de present perfect

Slide 9 - Diapositive

They were always talking about music.
1e term: verleden --> past
2e term: ing-vorm --> continuous

Dus het is een past continuous

Slide 10 - Diapositive

I have been working all day.
1e term: tegenwoordig --> present
2e term: 'been' + ww-ing --> perfect continuous

Dus het is een present perfect continuous

Slide 11 - Diapositive

Welk tense is dit?
You are doing your best.
A
present simple
B
past simple
C
present perfect
D
present continuous

Slide 12 - Quiz

Welke tense is dit?
She has seen the film twice.
A
present simple
B
present perfect
C
past simple
D
past perfect

Slide 13 - Quiz

Welke tense is dit?
Chris was crying in the cinema.

Slide 14 - Question ouverte

Welke tense is dit?
We have never been here.

Slide 15 - Question ouverte

Welke tense is dit?
They had bought a new car.

Slide 16 - Question ouverte

Welke tense is dit?
Sheila has three cats.

Slide 17 - Question ouverte

Welke tense is dit?
We were all very upset.

Slide 18 - Question ouverte

Als je zelf een werkwoord in de gevraagde tense moet zetten:
  1. Kijk eerst naar de 2e term van de tense:
    'simple', 'perfect', 'continuous' of 'perfect continuous'.
    Nu weet je of je een volt.deelw. , een ing-vorm,
    'been + ww-ing' of geen van alle nodig hebt.
  2. Kijk daarna pas naar de 1e term van de tense:
    'present' of 'past'. Nu weet je of het eerste werkwoord in de tegenwoordige of verleden tijd moet staan.

Slide 19 - Diapositive

Vul de past perfect in:
Rob ____ (give) her a diamond ring.


  • 2e term is 'perfect' --> je hebt het voltooid deelwoord nodig. Voor het volt. dw. komt altijd een vorm van 'have'
  • 1e term is 'past' --> je moet de verleden tijd van 'have' gebruiken

Dus: Het antwoord dat je  moet invullen is 'had given'

Slide 20 - Diapositive

Vul present perfect in:
We ____ (try) this puzzle together.

  • 2e term is 'perfect continuous' --> je hebt 'been + ww-ing' nodig
  • 1e term is 'present' --> je hebt de tegenw. tijd van 'have' nodig

Dus: het antwoord dat je moet invullen is 'have been trying'

Slide 21 - Diapositive

past perfect van 'give'
A
gave
B
have given
C
had given
D
was giving

Slide 22 - Quiz

past continuous van 'sleep'
A
am/is/are sleeping
B
was/were sleeping
C
slept
D
have been sleeping

Slide 23 - Quiz

past simple van 'show'

Slide 24 - Question ouverte

present continuous van 'speak'

Slide 25 - Question ouverte