2/12 3h Woordenschat 4: pleonasme en tautologie

vrijdag 9/12 3h
  • Herhalen theorie woordenschat (toets 16 december)
  • oefenen op digitale methode
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

vrijdag 9/12 3h
  • Herhalen theorie woordenschat (toets 16 december)
  • oefenen op digitale methode

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn stijlfiguren?
Een tekst kun je op verschillende manieren
aantrekkelijk maken: met beeldspraak
(vergelijking, metafoor en personificatie),
met (rijmende) uitdrukkingen en met stijlfiguren.

Een stijlfiguur gebruik je om iets te benadrukken



Slide 2 - Diapositive

Stijlfiguren woordenschat 1-4
  • herhaling/tegenstelling/opsomming
  • hyperbool->overdrijving
  • understatement->iets minder sterk maken dan het is
  • eufemisme->verzachten om niet te kwetsen
  • tautologie
  • pleonasme 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Pleonasme
Pleonasme herhaalt een eigenschap die al in een woord verwerkt zit (bestaat uit twee verschillende woordsoorten).
Voorbeeld: ronde cirkel,
opnieuw herhalen, blauwe slurf

Slide 5 - Diapositive

Voorbeelden pleonasme
  • lange slungel 
  • mondeling bespreken 
  • naar beneden dalen 
  • nieuwe aanwinst 
  • nog eens herhalen 
  • noodzakelijke behoefte 
  • omlaag vallen 
  • opnieuw herhalen 
  • groen gras
  • witte sneeuw
  • als eerste beginnen 
  • blauwe smurf 
  • bloeiende bloesem 
  • grote reus 
  • hardop voorlezen 
  • houten plank 



Slide 6 - Diapositive

Tautologie zegt twee keer hetzelfde (synoniemen) met dezelfde woordsoort. (soms vaste uitdrukkingen
Bijvoorbeeld:
klaar uit, schots en scheef, gratis en voor niets

Slide 7 - Diapositive

Voorbeelden TAUTOLOGIE
  • gratis en voor niets 
  • één en dezelfde 
  • leugen en bedrog / list en bedrog 
  • roddel en achterklap 
  • geheel en al 
  • vast en zeker / zeker en vast 
  • nooit ofte nimmer 
  • voor eeuwig en altijd 
  • over en uit 
  • klaar uit 
  • bont en blauw  
  • schots en scheef  
  • keurig netjes

Slide 8 - Diapositive

maken opdracht 1 samen
Woorden noteren die stijlfiguur zijn en erachter zetten P of T 

Slide 9 - Diapositive

maken blz. 128

  • zelfstandig maken opdracht 2
  • test 10 vragen LessonUp
  • overige tijd: toets spelling en formuleren bespreken

Slide 10 - Diapositive

houten plank=
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 11 - Quiz

schots en scheef=

Pleonasme of tautologie?
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 12 - Quiz

groen gras=
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 13 - Quiz

eetbare worst=
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 14 - Quiz

Wis en waarachtig=
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 15 - Quiz

De mondelinge bespreking=
A
Pleonasme
B
Tautologie

Slide 16 - Quiz

hardop voorlezen=
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 17 - Quiz

never nooit=
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 18 - Quiz

nieuwe aanwinst=
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 19 - Quiz

identiek hetzelfde=
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 20 - Quiz

overige voorbeelden
1 geeft gratis weg – ‘gratis’ is overbodig = P
2 uitgesteld tot een latere datum – ‘tot een latere datum’ is overbodig=P
3 natuurlijk, vanzelfsprekend – twee woorden die precies hetzelfde betekenen=T
4 never nooit – twee woorden die precies hetzelfde uitdrukken=T
5 kans op mogelijke – ‘mogelijke’ is overbodig=P
6 identiek hetzelfde – twee woorden die precies hetzelfde betekenen=T
7 voorspellen in de toekomst – ‘in de toekomst’ is overbodig=P
8 exact precies – twee woorden die precies hetzelfde uitdrukken=T
9 uitmuntende topprestatie – ‘uitmuntende’ is overbodig=P
10 verzoeken te willen – ‘willen’ is overbodig=P
11 nog een keer herhalen – twee woorden die precies hetzelfde uitdrukken (of: ‘nog een keer’ is overbodig)=T
12 moet verplicht – twee woorden die precies hetzelfde uitdrukken=T
13 want immers – twee woorden die precies hetzelfde uitdrukken=T
14 nieuwe aanwinst – ‘nieuwe’ is overbodig=P


Slide 21 - Diapositive