week 23

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

week 23

Wanneer gebruik je present simple?

1. gewoonte , feiten
2. iets is afgelopen
3. iets gebeurt nu, of is nu bezig
4. iets is in het verleden gebeurd, maar nu merk je de effecten

Wanneer gebruik je de present continuous?

1. gewoonte , feiten
2. iets is nu bezig of iets gebeurt nu
3. iets was in het verleden gebeurd
4. verleden tijd

Vul in met present simple: He never (denken) about food.

Vul in met present continuous: I (niet aan het kijken) a film right now.

What is the correct answer (according to) you? Vertaal..

I was (amazed) that she didn't complain. Vertaal...

He was standing at (the sink), doing the dishes. Vertaal..

What is the (betekenis) of this word in English?

They always (irriteren) me with their stupid jokes

We all (onthouden) that old song

You must (verontschuldigen) to the teacher for being so rude!

Tim eet geen appels

1. Tim eats no apples
2. Tim isn't eating apples
3. Tim doesn't eat apples
4. Tim hasn't eaten apples

Zijn ze weer tv aan het kijken?

1. Is she watching tv again?
2. Are she watching tv again?
3. Do they watch tv again?
4. Are they watching tv again?

affordable

detached

rental agreement

tweepersoonskamer

rolstoel

Blijft u aan de lijn

I will be right back with you

bewijzen

1. point out
2. proof
3. prove
4. beware

spannend, opwindend

1. exciting
2. scary
3. thriller
4. moody

unfortunately

1. onfortuinlijk
2. onbegrijpelijk
3. ongelukkig
4. helaas

Intensifiers: Ralph is (echt) angry

Intensifiers: She is (enorm) creative

Intensifiers: I feel (diep) unhappy

Prepositions: boven

Prepositions: between

Prepositions: in front of