Horeca quiz

Horeca QUIZ!

Ben je er 
klaar voor?
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
HorecaSpeciaal OnderwijsLeerroute 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Horeca QUIZ!

Ben je er 
klaar voor?

Slide 1 - Diapositive

Waar staat de afkorting HoReCa voor?
A
Hotel, recreatie en café
B
Hof, restaurant en terras
C
Hotel, restaurant en café
D
Hostel, terras en café

Slide 2 - Quiz


A
Gele ui
B
Rode ui
C
Prei
D
Sjalot

Slide 3 - Quiz

Waar zie je een bleekselderij?
A
B
C
D

Slide 4 - Quiz


A
Zeef
B
Garde
C
Spatel
D
Pincet

Slide 5 - Quiz

Wat is het belangrijkste in de keuken?
A
Lekker koken en eten
B
Materialen en ingrediënten
C
Hygiene en veiligheid
D
Messen en snijplanken

Slide 6 - Quiz

Waar staat de afkorting - tl - voor?
A
Theelepel
B
Eetlepel
C
Dessertlepel
D
Koffielepel

Slide 7 - Quiz

1
2
3

Slide 8 - Question de remorquage


A
Broccoli
B
Rode kool
C
Bloemkool
D
Radijs

Slide 9 - Quiz

Rauwe kip en gevogelte 
Brood en kaas

Rauw vlees

Groenten en fruit

Slide 10 - Question de remorquage

Hoe noemen we het grootste mes in de keuken?
A
Chefsmes
B
Groot mes
C
Snijmes
D
Koksmes

Slide 11 - Quiz

Wat is een rvs bakje?
A
B
C
D

Slide 12 - Quiz

Wat moet je altijd doen in de keuken?
A
Rustig werken
B
Handen wassen
C
Zorgen dat je kleding goed zit
D
Voorzichtig zijn

Slide 13 - Quiz

Hoe heet de greep die je gebruikt bij snijden?
A
Kattenklauw
B
Poezenklauw
C
Kittenklauw
D
Katerklauw

Slide 14 - Quiz


A
Kookpan
B
Ijzeren pan
C
Soeppan
D
Bakpan

Slide 15 - Quiz

Opdekken & Indekken tafel

  • servetten 
  • peper-en-zoutstel (menage) 
  • twee poleerdoeken 
  • bak heet water

Slide 16 - Diapositive

Doel van de les
- verschil uitleggen tussen opdekken en indekken
- zelfstandig indekken van een standaard couvert

Slide 17 - Diapositive

Wat doe je het eerst
bij het tafeldekken
in een restaurant?
Bij het opdekken gebruik je een tafelbedekking, bijvoorbeeld een placemat of tafellaken, bloemen, een kaarsje en servetten 
A
Indekken
B
Opdekken
C
Bestek pakken
D
Glazen neerzetten

Slide 18 - Quiz

De tweede stap is
A
Opdekken
B
Placemat neerleggen
C
Bestek pouleren
D
Indekken

Slide 19 - Quiz


Wanneer ben je goed in tafeldekken?
A
Als je alles uit je hoofd weet
B
Als je je eigen werk checkt
C
Als je netjes werkt
D
Als je snel werkt

Slide 20 - Quiz

Opdracht
In de volgende slide's moet je goed kijken wat niet klopt bij de gedekte tafel van ons restaurant.
Succes!

Slide 21 - Diapositive


A
De placemat ligt niet goed
B
De dessertlepel moet onder de dessertvork
C
Ik weet het niet
D
De grote vork moet links van de kleine vork

Slide 22 - Quiz

Alles ligt gespiegeld 
Lepel hoort tussen de vork
Het glas hoort rechts te staan

Slide 23 - Question de remorquage


A
Het glas staat niet goed
B
De greep van de dessertvork en lepel liggen naar de verkeerde kant
C
De placemat ligt te dicht op de rand van de tafel
D
Alles ligt goed

Slide 24 - Quiz

Wat klopt hier niet?
De grote vork hoort in de 'hals' van de kleine vork te liggen. De placemat ligt te dicht op de tafelrand.

Slide 25 - Carte mentale

De kleine vork moet rechts van de grote vork
De dessertlepel hoort onder de dessertvork
De snijkant van het grote mes ligt verkeerd

Slide 26 - Question de remorquage

Wat klopt hier niet?
De snijkanten van de messen liggen de verkeerde kant op. De dessertvork hoort boven de dessertlepel te liggen.

Slide 27 - Carte mentale


A
Alles ligt goed
B
Het grote mes ligt schuin
C
De placemat ligt schuin
D
De grote vork hoort rechts van de lepel en de kleine links

Slide 28 - Quiz

Het glas hoort niet op de placemat
De dessertlepel hoort onder de dessertvork
Het bestek ligt gespiegeld

Slide 29 - Question de remorquage

Wat is hier goed en wat niet?
Het glas staat goed. Het de placemat, servet en grote bestek ligt goed. Het zoutpotje verschilt van hoogte met het peperpotje. Het dessertbestek ligt niet goed. De lepel moet onder de vork.

Slide 30 - Carte mentale


A
De kleine vork hoort links van de grote vork
B
De grepen van het dessertbestek horen naar de andere kant te wijzen
C
De kleine vork hoort hoger dan de grote vork
D
De dessertlepel hoort onder de dessertvork

Slide 31 - Quiz

Het glas hoort links te staan
Het kleine mes hoort rechts van de lepel en de grote links
De dessertvork hoort boven de dessertlepel

Slide 32 - Question de remorquage