3. ...aprendo a usar los pronombres con un verbo en el imperativo afirmativo/negativo
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansWOStudiejaar 6
Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Metas
En esta clase...
1. ...repaso los pronombres de CD y CI
2. ...repaso el imperativo afirmativo y negativo
3. ...aprendo a usar los pronombres con un verbo en el imperativo afirmativo/negativo
Slide 1 - Diapositive
Pero, primero: repaso del futuro simple
De futuro simple gebruik je voor aannames en voorspellingen.
Vertaal:
- Pedro is er niet. Hij zal wel ziek zijn.
- In de toekomst zullen er geen scholen bestaan.
Slide 2 - Diapositive
Los pronombres
Slide 3 - Diapositive
Los pronombres
Slide 4 - Diapositive
El imperativo afirmativo
El imperativo negativo
maar: idos
Slide 5 - Diapositive
El imperativo afirmativo
maar: idos
Slide 6 - Diapositive
El imperativo afirmativo
El imperativo negativo
maar: idos
Slide 7 - Diapositive
Paso a paso
Maak de gebiedende wijs-vorm
+ meewerkend voornaamwoord
+ lijdend voornaamwoord
Moet le/les veranderen in se?
Accent nodig voor klemtoon?
Volgorde
KLAAR
Volg dit stappenplan wanneer je een werkwoord in de bevestigende gebiedende wijs moet zetten, en in deze vorm een meewerkend voorwerp én een lijdend voorwerp moet verwerken.
Je krijgt dan een lang, samengesteld woord. Je schrijft dus alles aan elkaar!
Slide 8 - Diapositive
Paso 5: ¡Pon el acento original!
Basis klemtoonregels:
woord eindigt op een klinker of een -n of een -s: klemtoon op de vóórlaatste lettergreep
> chico, sorpresa, hablan, señores
woord eindigt op een medeklinker (behalve n/s): klemtoon op de laatste lettergreep
> ciudad, señor, capital, hablar
woord heeft een geschreven accent: klemtoon op letter(greep) waar het accent op staat
página, película, ratón, reunión
Zorg ervoor dat het accent valt op de oorspronkelijke lettergreep. Dat wil zeggen: de lettergreep waarop de klemtoon zou vallen als je alle voornaamwoorden weghaalt:
> LEVER DE OPDRACHT IN BIJ MIJ > LEVER HET BIJ MIJ IN: Entrega > Entregamelo > Entrégamelo
> ZEG DE WAARHEID TEGEN HEM, ZEG HET HEM: Di > Disela > Dísela
> GA WEG Ve > ¡Vete! (geen accent nodig!)
Slide 9 - Diapositive
Deberes
- estudiad: LT p 150-151 (bloque 2)
- haced y corregid: LE p 8-9 ejs 6,7,8
Slide 10 - Diapositive
Metas
En esta clase...
1. ....repaso el imperativo con pronombres
2. ...repaso el subjuntivo
Slide 11 - Diapositive
tú tienes que .... dar - el pasaporte - a mí
Slide 12 - Question ouverte
tú tienes que... sacar - la basura
Slide 13 - Question ouverte
vosotros tenéis que... sacar - la basura
Slide 14 - Question ouverte
vosotros tenéis que... escribir - la carta - a nosotros
Slide 15 - Question ouverte
tú tienes que... comprar - unos regalos - para los niños
Slide 16 - Question ouverte
tú tienes que... leer - el cuento - a tu hermanito
Slide 17 - Question ouverte
vosotros tenéis que... entregar - vuestras carpetas - a mí