Woordenschat H3 opdracht 2
1 / 13
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Waar zijn de volgende woorden een voorbeeld van?
Engels, Frans en Nederlands
Engels, Frans en Nederlands
Slide 2 - Question ouverte
Waar zijn de volgende woorden een voorbeeld van?
hamster, hond, konijn
hamster, hond, konijn
Slide 3 - Question ouverte
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
1. Noteer de voorbeelden van christelijke feestdagen uit de tekst
(alinea 1).
(alinea 1).
Slide 6 - Question ouverte
2. Aan welk woord zag je dat er voorbeelden gingen komen?
Slide 7 - Question ouverte
3. Wat betekent woord (2) herkomst?
Slide 8 - Question ouverte
4. Wat betekent het woord
(3) expositie?
(3) expositie?
Slide 9 - Question ouverte
5. Wat betekent het woord
(6) objecten?
(6) objecten?
Slide 10 - Question ouverte
6. Wat betekent het woord
(8) overeenstemmen met?
(8) overeenstemmen met?
Slide 11 - Question ouverte
7. Waarvan zijn paaseitjes, asieda en samosa voorbeelden?
(alinea 4)
(alinea 4)
Slide 12 - Question ouverte
8. Noteer twee synoniemen voor 'godsdiensten' die in de tekst staan.
