4H-SP1 JUEVES 9-12-21-CLASE DIGITAL

OJBETIVOS
Je leert woordenschat over het huis
Je leert vertellen:
  • hoe jouw huis is (groot/klein).
  • hoeveel kamers er zijn
  • hoe jouw slaapklamer is en waar zich bevindt
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute H

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

OJBETIVOS
Je leert woordenschat over het huis
Je leert vertellen:
  • hoe jouw huis is (groot/klein).
  • hoeveel kamers er zijn
  • hoe jouw slaapklamer is en waar zich bevindt

Slide 1 - Diapositive

¿CÓMO ES TU CASA?
Escribe aquí tu respuesta.

Slide 2 - Question ouverte

¿DÓNDE ESTÁ TU DORMITORIO?
Escribe aquí tu respuesta.

Slide 3 - Question ouverte

¿QUÉ HAY EN TU DORMITORIO?
Escribe aquí tu respuesta.

Slide 4 - Question ouverte

OBSERVA ESTAS FRASES
Mi casa es bonita y grande.
Mi casa tiene un salón grande y una cocina pequeña.
Mi dormitorio es muy bonito pero un poco pequeño.
También tenemos un jardín grande y un balcón pequeño en la primera planta.

Slide 5 - Diapositive

GRAMÁTICA -TB PG. 32

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

El dormitorio es
A
bonito
B
bonita

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

Los coches son
A
azul
B
azules

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

Mi padre es un hombre
A
elegante
B
elegantes

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

Mi madre es
A
guapo
B
guapa

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

Mi hermanastra está
A
enfermas
B
enferma

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

Prefiero los dormitorios
A
pequeños
B
bonito
C
pequeño
D
grande

Slide 13 - Quiz

Vul de zinnen met de juiste vorm van het bevoelijk naamwoord.

Tengo una casa (bonito).

Slide 14 - Question ouverte

Vul de zinnen met de juiste vorm van het bevoeglijk naamwoord.

Mis abuelos son muy (anticuado).

Slide 15 - Question ouverte

Vul de zinnen met de juiste vorm van het bevoeglijk naamwoord.

Mi prima es muy (guapo)

Slide 16 - Question ouverte

Vul de zinnen met de juiste vorm van het bevoeglijk naamwoord.

Sara y Juana son (joven).

Slide 17 - Question ouverte

Vul de zinnen met de juiste vorm van het bevoeglijk naamwoord.

A María le gustan mucho los actores (español).

Slide 18 - Question ouverte

Vul de zinnen met de juiste vorm van het bevoeglijk naamwoord.

El señor Martínez lleva una camisa (negro).

Slide 19 - Question ouverte

Vul de zinnen met de juiste vorm van het bevoeglijk naamwoord.

Tengo un libro muy (interesante).

Slide 20 - Question ouverte

Vul de zinnen met de juiste vorm van het bevoeglijk naamwoord.

Mi madre tiene una falda (elegante).

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in het Spaans en vul de juiste vorm in de zinnen in.

Mi hermana está (verliefd) _____________de Enrique Iglesias.

Slide 22 - Question ouverte

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in het Spaans en vul de juiste vorm in de zinnen in.

Tenemos una terraza muy (groot) _______.

Slide 23 - Question ouverte

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in het Spaans en vul de juiste vorm in de zinnen in.

El primo de Marisela es (knap).

Slide 24 - Question ouverte

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in het Spaans en vul de juiste vorm in de zinnen in.

Los vecinos de Pedro son (aardig).

Slide 25 - Question ouverte

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in het Spaans en vul de juiste vorm in de zinnen in.

Ana, ¿has visto mis zapatos (blauw)?

Slide 26 - Question ouverte

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in het Spaans en vul de juiste vorm in de zinnen in.

Mi abuela tiene un oche (witte).

Slide 27 - Question ouverte

Hoe was deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Sondage

Kun je jouw keuze uitleggen?


Slide 29 - Question ouverte