K4 Les 2
1 / 17
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Wat is waar?
A
Cel 1: Plantaardige cel Cel 2: Dierlijke cel
B
Cel 1: Bacterie cel
Cel 2: Dierlijke cel
C
Cel 1: Dierlijke cel
Cel 2: Plantaardige cel
D
Cel 1: Schimmel cel
Cel 2: Plantaardige cel
Slide 6 - Quiz
Wat voor type cel is hiernaast weergeven?
A
Dierlijke cel
B
Bacterie cel
C
Schimmel cel
D
Planten cel
Slide 7 - Quiz
Dit is een
A
plantaardige cel
B
cel van een schimmel
C
bacterie
D
dierlijke cel
Slide 8 - Quiz
Van wie is welke cel?
Dier
Schimmel
Bacterie
Plant
Slide 9 - Question de remorquage
Celkern
Vacuole
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Celmembraan
Celwand
Slide 10 - Question de remorquage
Iets wat op dit moment de 6 levenskenmerken vertoont is
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
Slide 11 - Quiz
Hoe noem je een levend wezen?
Een.....
Een.....
Slide 12 - Question ouverte
Abiotische factor
Biotische factor
Zuurstof
Grond
Water
Ziekteverwekkers
Soortgenoten
Voedsel
Slide 13 - Question de remorquage
Proeven valt onder het levenskenmerk .......?
A
Uitscheiden
B
Ademen
C
Groeien
D
Reageren op prikkels
Slide 14 - Quiz
Zweten is een voorbeeld van het levenskenmerk
A
uitscheiden
B
groeien
C
ademhalen
D
reageren op prikkels
Slide 15 - Quiz
Een bacterie cel heeft geen
A
Celwand
B
Celkern
C
Celmembraan
D
Cytoplasma
Slide 16 - Quiz
Een dierlijke cel heeft geen
A
Celwand
B
Celkern
C
Celmembraan
D
Cytoplasma
