Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
formatieve toets Water
TL
Heel veel succes!
Je hebt 45 minuten voor deze toets. Houd de tijd in de gaten.
Er zijn in totaal 33 vragen. (37 punten)
Als je op een afbeelding klikt krijg je een vergroting.
Als er problemen zijn met de toets, dan kan je dit aangeven aan het einde.
Slide 1 - Diapositive
Het water op aarde bestaat uit zoet en zout water. Hoeveel procent is zoet?
A
25 %
B
15 %
C
2,5 %
D
1,5 %
Slide 2 - Quiz
Welke twee onderdelen van de waterkringloop behoren tot de KORTE waterkringloop
A
Afstroming en condensatie
B
Afstroming en
infiltratie
C
Condensatie en verdamping
D
Verdamping en infiltratie
Slide 3 - Quiz
De overheid stimuleert burgers tot duurzaam gebruik van water.
Welke maatregel draagt bij aan duurzaam watergebruik?
A
De tuin betegelen
B
Leidingwater gebruiken om de planten water te geven
C
Opgevangen regenwater gebruiken om planten water te geven
D
Regenwater afvoeren via de riolering
Slide 4 - Quiz
Tot 1990 steeg de totale productie van drinkwater in Nederland. Vanaf 1990 daalde de productie van drinkwater in Nederland weer.
Wat is de reden voor deze daling vanaf 1990?
A
De landbouw ging ontzilt zeewater gebruiken
B
De welvaart in Nederland nam af
C
Het aantal inwoners van Nederland daalde.
D
Het gebruik van drinkwater door huishoudens werd duurzamer
Slide 5 - Quiz
In een waterkringloop onderscheiden we: 1. condensatie 2. infiltratie 3. neerslag 4. ondergrondse afstroming 5. verdamping
Welke stappen vinden achtereenvolgens plaats in de waterkringloop als je begint bij oceanen en zeeën?
A
1 - 3 - 4 - 2 - 5
B
1 - 5 - 3 - 4 - 2
C
5 - 4 - 1 - 3 - 2
D
5 - 1 - 3 - 2 - 4
Slide 6 - Quiz
In Nederland maken we drinkwater uit grondwater en oppervlaktewater.
Welk voordeel heeft de productie van drinkwater uit oppervlaktewater ten opzichte van productie van drinkwater uit grondwater?
A
De productie van drinkwater uit oppervlaktewater is goedkoper dan de productie van drinkwater uit grondwater.
B
De winning van oppervlaktewater leidt minder snel tot verdroging van de bodem dan de winning van grondwater.
C
Oppervlaktewater is minder verontreinigd dan grondwater.
D
Het water afkomstig van de productie uit oppervlaktewater is een stuk lekkerder dan van grondwater.
Slide 7 - Quiz
In het diagram zie je het watergebruik van Nederlanders per persoon per dag. Achter een aantal kleuren in de legenda is het watergebruik vervangen door de letters P, Q en R.
Waar staat het juiste watergebruik bij de letters uit de legenda van het diagram?
A
P= douche
Q = wastafel
R= wasmachine
B
P = douche
Q = wasmachine
R = wastafel
C
P = wasmachine
Q = wastafel
R = douche
D
P = wastafel
Q = douche
R = wasmachine
Slide 8 - Quiz
Bovenloop
Middenloop
Benedenloop
Slide 9 - Question de remorquage
Winterdijk
Zomerdijk
Uiterwaard
Kribben
Komgronden
Oeverwal
Slide 10 - Question de remorquage
Welke maatregel zie je hier?
A
Uiterwaardvergraving
B
Kribverlaging
C
Zomerbedverlaging
D
Obstakelverwijdering
Slide 11 - Quiz
Welke maatregel zie je hier?
A
Uiterwaardvergraving
B
Kribverlaging
C
Dijkverlegging
D
Nevengeul/
Hoogwatergeul
Slide 12 - Quiz
In de bron zie je de gemiddelde afvoer van water in de Rijn en de Maas in kubieke meter per seconde. Leg uit waarom er minder water in de zomer wordt afgevoerd?
Slide 13 - Question ouverte
Door wie wordt het waterbeheer in Nederland uitgevoerd?
A
De gemeente
B
De Provincie
C
Rijkswaterstaat
D
Waterschappen & Rijkswaterstaat
Slide 14 - Quiz
Zorgen voor een juiste waterkwantiteit betekent:
A
(te) veel water
B
Schoon water
C
niet teveel en niet te weinig water
D
(te) weinig water
Slide 15 - Quiz
Wat gebeurt het met het water van een rioolwaterzuiveringsinstallatie?
A
Hier wordt drinkwater van gemaakt
B
Het water wordt geloosd op het oppervlaktewater
C
Het wordt gebruikt als koelwater
D
Het wordt gebruikt als proceswater
Slide 16 - Quiz
Behoort het gebied in de bron tot hoog- of laag-Nederland
A
Hoog Nederland
B
Laag Nederland
Slide 17 - Quiz
Bekijk de bron. Wat voor soort water vind je bij de cijfers 1 tm 3?
A
1= zout water
2= zoet water
3= brak water
B
1 = zoet water
2= zout water
3= brak water
C
1= brak water
2= zoet water
3= zout water
D
1= zoet water
2= brak water
3= zout water
Slide 18 - Quiz
Wat zien we hier?
A
Een zandeiland
B
Een polder
C
Relatieve zeespiegelstijging
D
De zandmotor
Slide 19 - Quiz
Welke vorm van irrigatie zie je op de foto?
A
Beregening
B
Druppelirrigatie
C
Oppervlakte-irrigatie
D
Kanaalirrigatie
Slide 20 - Quiz
In gebied B worden via de rivieren meer goederen getransporteerd dan in gebied A.
Wat is hiervan de belangrijkste oorzaak?
Klik op de afbeelding om te vergroten.
A
In gebied A liggen minder grote steden en daardoor wordt er minder gehandeld dan in gebied B
B
In gebied A is er in sommige delen van het jaar te weinig water in de rivieren. Dat geldt niet voor gebied B.
C
In gebied B is er minder reliëf waardoor vervoer over water gemakkelijker is dan in gebied A.
D
In gebied B stroomt het water langzamer waardoor de rivieren beter bevaarbaar zijn dan in gebied A
Slide 21 - Quiz
In welke plaats is het minste water per persoon beschikbaar en wat is daarvoor de juiste verklaring?
Klik op de afbeelding om te vergroten.
A
In plaats A is het minste water per persoon beschikbaar, doordat hier veel irrigatielandbouw is.
B
In plaats A is het minste water per persoon beschikbaar, doordat hier weinig neerslag valt.
C
In plaats B is het minste water per persoon beschikbaar, doordat hier veel grote steden liggen.
D
In plaats B is het minste water per persoon beschikbaar, doordat hier veel water verdampt.
Slide 22 - Quiz
In veel gebieden is een tekort aan zoet water. Om aan zoet water te komen ontzilten ze het zoute water en halen ze water uit aquifers. Op welke manier kunnen deze droge gebieden nog meer aan water komen?
Slide 23 - Question ouverte
Op de kaart staan de Eufraat en de Tigris.
Wat is juist?
A
De X staat in de benedenloop van de Eufraat en de Tigris
B
De X staat in de bovenloop van de Eufraat en deTigris
C
De X staat in de middenloop van de Eufraat en de Tigris
D
De X staat op de waterscheiding van de Eufraat en de Tigris
Slide 24 - Quiz
In de grafiek is de beschikbare hoeveelheid water in miljoenen m3 per jaar per land af te lezen.
Welke uitspraak is juist?
De beschikbare hoeveelheid water is in de periode 1990-2005
A
Toegenomen voor Irak en afgenomen voor Syrië
B
Toegenomen voor Syrië en afgenomen voor Irak
C
Toegenomen voor Syrië en afgenomen voor Turkije
D
Toegenomen voor Turkije en afgenomen voor Syrië
Slide 25 - Quiz
Waarom kan het bouwen van stuwdammen in de Nijl soms tot ruzie over het water tussen landen leiden?
A
De aanleg van stuwdammen is duur waardoor de belastingen omhoog moeten.
B
De aanleg van stuwdammen vraagt veel ruimte waardoor veel mensen moeten verhuizen. Verzet is groot.
C
Het land stroomafwaarts krijgt minder water van de rivier.
D
Het milieu in het rivierdal wordt door de aanleg van het stuwmeer ernstig aangetast.