herhaling en thema gezondheid

Taalklas
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Taalklas

Slide 1 - Diapositive

welke dag en datum is het vandaag?

Slide 2 - Question ouverte

Welk seizoen is het?
A
lente
B
zomer
C
winter
D
herfst

Slide 3 - Quiz

Een jaar heeft .......seizoenen
A
12
B
4
C
6
D
2

Slide 4 - Quiz

Taalklas vandaag
Herhalen woorden en woorden "gezondheid"
Werkboek B
Lezen
Numo

Slide 5 - Diapositive

Persoonlijke gegevens
Persoonlijk --> 
Je voornaam en achternaam, je geboortedatum en plaats, telefoon en e-mail adres.
Je adres --> 
straat, huisnummer, postcode, woonplaats

Je BSN --> 

Slide 6 - Diapositive

Je bsn nummer
Staat op je paspoort/ ID kaart

Gebruik je voor:
"officiele formulieren" bijvoorbeeld om je rijbewijs aan te vragen.

Ieder heeft zijn eigen nummer!

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

plaats, straat en huisnummer
A
adres
B
wijk
C
woning
D
land

Slide 9 - Quiz

ID en paspoort?

Slide 10 - Diapositive

het legitimatiebewijs
Officieel papier of pasje waarmee je kunt bewijzen wie je bent.
Een paspoort is een legitimatie-bewijs

Slide 11 - Diapositive

Bij welke sector past dit beroep?
A
Winkel
B
Groen
C
Techniek
D
Horeca

Slide 12 - Quiz

Bij welke sector past dit beroep?
A
Winkel
B
Groen
C
Techniek
D
Zorg

Slide 13 - Quiz

Bij welke sector past dit beroep?
A
Verkoop en logistiek
B
Horeca
C
Techniek
D
Zorg en dienstverlening

Slide 14 - Quiz

Belangrijke woorden op stage en werk
Wat is een collega?
Wat is externe stage?
Wat is interne stage?


Slide 15 - Diapositive

60 seconden
A
etmaal
B
uur
C
tel
D
minuut

Slide 16 - Quiz

geen oorlog
A
staking
B
vrede
C
overwinning
D
bewapenen

Slide 17 - Quiz

Zo gezond als een ...............
A
banaan
B
vis
C
tomaat
D
octopus

Slide 18 - Quiz

In groente en fruit zitten veel .......... die helpen om gezond te blijven.
A
vitamines
B
gezonde dingen
C
vruchtvlees
D
pitjes

Slide 19 - Quiz

de gezondheid
A
dieet
B
ziekte
C
koorts
D
hoe het gaat met je lichaam

Slide 20 - Quiz

Wat is een bijsluiter?
Een bijsluiter is een boekje/folder met informatie dat je krijgt bij medicijnen,

Slide 21 - Diapositive

De bijsluiter
Een briefje bij een medicijn waarop staat wat er in dat medicijn zit, wat het medicijn met je doet en hoe je het medicijn moet gebruiken.

Slide 22 - Diapositive

De bijsluiter

Slide 23 - Diapositive

Wat je van iemand kan zeggen
die veel sport
A
krachtpatser
B
stoer
C
sportief
D
sterk

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Welke sporten ken jij?

Slide 26 - Question ouverte

Wie is er sportief?
Wie zit er op een sport?
Wie beweegt?

Slide 27 - Diapositive

Het eetpatroon
Wat je elke dag eet en wanneer je dat doet.

Slide 28 - Diapositive

Ontbijt jij in de ochtend?
ja
nee

Slide 29 - Diapositive



Ontbijt

Slide 30 - Diapositive

het eetpatroon

Slide 31 - Diapositive

het dieet

Slide 32 - Diapositive

Het dieet
De regels die zeggen of je wel of niet mag eten of drinken, bijvoorbeeld als je wilt afvallen.

Slide 33 - Diapositive

Boek bladzijde 87
Praatje maken

Slide 34 - Diapositive

Gesprek voeren
Samen praten

Vragen stellen en luisteren

Slide 35 - Diapositive

met elkaar praten 
gesprek voeren

 

Slide 36 - Diapositive

openingsvraag

Vervolgvraag

Slide 37 - Diapositive

L: 'Wat ga je dit weekend doen?'
M:: 'Ik ga voetballen'.
Max: Sport jij ook?

vervolgvraag?
A
Wat ga je dit weekend doen?
B
Ik ga voetballen.
C
Sport jij ook?

Slide 38 - Quiz

collega 1: Hey! Wat vind jij van het nieuwe werkrooster?
collega 2: Ik vind het prima. Ik heb veel ochtenddiensten.
collega 1: Werk je dan het liefste 's ochtends?
collega 2: Ja, dat vind ik fijner.
Welke vervolgvraag kan collega 1 stellen?
A
Wat vind je fijner aan in de ochtend werken?
B
Wat ga je vanmiddag eten?

Slide 39 - Quiz

Vervolgvraag
Als je een antwoord niet hebt begrepen of juist meer over het antwoord wilt weten, kun je een vervolgvraag stellen.

Weet je nog?
Een vervolgvraag is een nieuwe vraag waarmee je om meer informatie vraagt. Een vervolgvraag begint meestal met een vraagwoord zoals wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe.

Slide 40 - Diapositive

c Lees en speel na en stel een vervolgvraag (duo's)

Slide 41 - Diapositive

Welke vervolgvraag kan Emine stellen?
A
Waar kan ik mezelf meten?
B
Waar kan ik een andere achtbaan vinden?
C
Haal even een meetlat voor me.
D
Ja, doei, ik ga gewoon lekker in de rij staan!

Slide 42 - Quiz

samen lezen

Slide 43 - Diapositive