Marketing lesweek 6 les 1

Marketing Les 6: Marketing
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
MarketingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Marketing Les 6: Marketing

Slide 1 - Diapositive

De solvabiliteitsgraad is 20% is dit goed?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

Welk kengetal zegt iets over de mate van aflossen van kortlopende schulden?
A
Liquiditeitskengetal
B
Voorraadkengetal
C
Solvabiliteitskengetal
D
Rentabiliteitskengetal

Slide 3 - Quiz

Wat zegt de current ratio over een bedrijf?
A
Iets over de liquiditeit
B
Iets over de solvabiliteit
C
Iets over de activa
D
Iets over de passiva

Slide 4 - Quiz

Waarmee kun je de solvabiliteit berekenen?
A
EV/VV x 100 %
B
(VLA + LM) / KVV
C
EV / TV x 100 %
D
(VLA - LM.) / KVV

Slide 5 - Quiz

Dit geeft aan in hoeverre de onderneming in staat is om haar langlopende schulden te betalen.
A
liquiditeit
B
solvabiliteit
C
faillissement
D
winstgevendheid

Slide 6 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Solvabiliteit zegt iets over korte termijn verplichtingen
B
Bij Solvabiliteit gaat het om verhouding Eigen Vermogen/Vaste Activa
C
Bij Solvabiliteit gaat het om verhouding Eigen Vermogen/Vlottende activa
D
Solvabiliteit zegt iets over lange termijnverplichtingen

Slide 7 - Quiz

De afschrijvingskosten bedragen € 15.000,- per maand. Waarom staan deze niet in de liquiditeitsbegroting?

Slide 8 - Question ouverte

Bedrijfspand valt onder:
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Kort vreemd vermogen
D
Lang vreemd vermogen

Slide 9 - Quiz

Debiteuren vallen onder:
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Kort vreemd vermogen
D
Lang vreemd vermogen

Slide 10 - Quiz

Crediteuren vallen onder:
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Kort vreemd vermogen
D
Lang vreemd vermogen

Slide 11 - Quiz

Hypothecaire lening valt onder:
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Kort vreemd vermogen
D
Lang vreemd vermogen

Slide 12 - Quiz

Gegeven balanswaarden: 
Pand € 60.000
Voorraden € 10.000
Debiteuren € 20.000
Liquide middelen € 30.000

Eigen vermogen € 50.000
Langlopende schulden € 25.000
Kortlopende schulden € 45.000
Wat is de current ratio?


Slide 13 - Diapositive

Gegeven balanswaarden:
Pand € 60.000
Voorraden € 10.000
Debiteuren € 20.000
Liquide middelen € 30.000

Eigen vermogen € 50.000
Langlopende schulden € 25.000
Kortlopende schulden € 45.000

Wat is de current ratio?


(10.000+20.000+30.000)/45.000 = 1,33

Is de onderneming voldoende liquide?

Slide 14 - Diapositive

Hoe is mijn solvabiliteit?

Slide 15 - Diapositive

Uitwerking solvabiliteit
412.000 : 557.500 x 100% = 73,9%

Over het algemeen is een solvabiliteitspercentage > 35% voldoende. 


Slide 16 - Diapositive

timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 17 - Question de remorquage

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Aandelen
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)

Slide 18 - Question de remorquage

Onder welke categorie valt een bedrijfsauto?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Vlottende activa
D
Vaste activa

Slide 19 - Quiz

Wat is eigen vermogen?
Geef de betekenis.

Slide 20 - Question ouverte

Beginvoorraad is € 180.000. Eindvoorraad is € 160.000. Wat is de gemiddelde voorraad?
A
€ 170.000
B
€ 20.000
C
€ 340.000

Slide 21 - Quiz

Gegeven balanswaarden: 
Pand € 60.000
Voorraden € 10.000
Debiteuren € 20.000
Liquide middelen € 30.000

Eigen vermogen € 50.000
Langlopende schulden € 25.000
Kortlopende schulden € 45.000
Wat is de current ratio?

(10.000+20.000+30.000)/45.000 = 1,33

Slide 22 - Diapositive


1. Gem. eigen vermogen
2. REV
timer
3:00

Slide 23 - Question ouverte


1. Gem. totaal vermogen
2. RTV
timer
3:00

Slide 24 - Question ouverte

Op een resultatenrekening staan...
A
kosten
B
opbrengsten
C
eigen vermogen
D
winst- of verliessaldo

Slide 25 - Quiz

Wat is een ander woord voor een winst-en-verliesrekening
A
Resultatenrekening
B
Balans
C
resultatenbegroting
D
investeringsbegroting

Slide 26 - Quiz

De balans
  • Op de balans staan alleen
voorraadgrootheden

  • Links/debet/activa:
Vaste en vlottende activa en liquide middelen

  • Rechts/credit/passiva:
EV, vreemd vermogen lang en kort

  • Komt in balans door het eigen vermogen

Slide 27 - Diapositive