les 5 persoonlijkheidsstoonissen diss



Persoonlijkheidsstoonissen
en 
Dissociatievestoornissen 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
GGZMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon



Persoonlijkheidsstoonissen
en 
Dissociatievestoornissen 

Slide 1 - Diapositive

Persoonlijkheidsstoornis

Slide 2 - Carte mentale

Wat is het verschil tussen een moeilijk karakter en een persoonlijkheidsstoornis?




bord

Slide 3 - Diapositive

Persoonlijkheidstoornissen 
Cluster
Persoonlijkheidsstoornis 
cluster A: excentrieke, 'vreemde' mensen
paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornis.
cluster B: mensen die zich moeilijk kunnen beheersen
borderline, theatrale, antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis
cluster C: mensen die over het algemeen angstig zijn en moeilijke situaties vermijden
vermijdende, afhankelijke en dwangmatige (obsessief-compulsieve) persoonlijkheidsstoornis

Slide 4 - Diapositive

Hoe ontstaat een persoonlijkheidsstoornis?

Slide 5 - Question ouverte

Borderline persoonlijkheidsstoornis

Slide 6 - Carte mentale

Slide 7 - Vidéo

Dissociatie
Dissociatie betekent letterlijk afsplitsing. Een emotionele gebeurtenis of herinnering wordt buitengesloten, 'afgesplitst', en kan dan (tijdelijk) niet meer bewust worden ervaren.

Het een is een bescherming

Slide 8 - Diapositive

Waar zou je een dissociatie aan kunnen herkennen?

Slide 9 - Carte mentale

3 breinen
Mensenbrein/neocortex: Het vermogen om rationeel, nuchter en logisch na te denken. 

Zoogdierenbrein/limbisch systeem: Zijn betrokken bij emotie, motivatie, genot en het emotioneel geheugen.

Reptielenbrein: instinct, lichamelijke reacties, geen controle, onbewust

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Diapositive

20 juni
Geen les
Thuis aan de slag met medicatie opdracht Xerte.
Staat in Magister, deadline 4 juli. 

Slide 14 - Diapositive

Aan de slag: eind opdracht
* Welke aandoening heeft jullie zorgvrager?
* Wie is de zorgvrager?
* Wat voor een woon/zorgsetting woont de zorgvrager?

etc.


Slide 15 - Diapositive